Eén, soms zelfs twee keer stofzuigen per week bleek niet langer opgewassen tegen de gezamenlijke troep van drie kleuters. De kruimels onder de Stokke-kinderstoelen hoopten zich op. Op de meubels zaten hard geworden melkspetters.

Toen kwam Robbie.

Een werkster of oppas is doodnormaal, ik weet het. Bijna één miljoen huishoudens in Nederland maken er gebruik van, schatte de commissie Dienstverlening aan Huis vorig jaar. Ik zal er ook niemand op aankijken. Maar mijn partner en ik aarzelden. Nog afgezien van de vraag of we het konden betalen, uitte de feminist in ons bezwaren. Want het voelt toch een beetje als vals spelen. Niks geen lastige discussies meer over wie wat doet in huis. De werkster zorgt er wel voor! Je koopt je eigen emancipatie door het huishoudelijke werk af te schuiven op een ander. Een vrouw, vaak zonder verblijfsvergunning. ‘Gebruiken we stiekem de rug van de werkster om bij het glazen plafond in de buurt te komen?’ verwoordde de enkele jaren geleden overleden feministe en docent vrouwenstudies Saskia Poldervaart dat ongemak treffend.

Natuurlijk kun je het allemaal heel netjes regelen. Dan zet je samen afspraken op papier over vakantiedagen, doorbetalen bij ziekte, misschien zelfs iets wat op ontslagbescherming lijkt. Je gedraagt je, kortom, als een goede werkgever. Maar daar deed de socialist in mij dan weer moeilijk over. Die wil namelijk geen gebruik maken van loonarbeid. Trouwens, iets minder politiek correct: ik heb ook gewoon geen trek in functioneringsgesprekken, briefjes op de keukentafel en al dat gedoe.

Ondertussen rukten de kruimels verder op. Onder de Ikea-bank kwamen steenharde broodkorsten te voorschijn. Later werden dat schimmelende fruitresten. Met angst en beven keek ik uit naar het volgende stadium van ontbinding. Tot daar, ineens, de uitweg uit deze politiek-hygiënische impasse zich aandiende.

De afwas­machine is inmiddels ‘Sandra’ gedoopt, de prullenbak heet Frank

Robbie. Mijn rode stofzuigrobot. Terwijl ik dit schrijf, rekent hij in mijn woonkamer zachtjes zoemend af met het vuil. Robbie is betaalbaar, doet zonder morren zijn werk, en klaagt nooit over lege flessen of rondslingerende kleren. De kinderen zijn blij met wat zij als een nieuw huisdier beschouwen – de afwasmachine is inmiddels ‘Sandra’ gedoopt, de prullenbak heet Frank. En ook onze innerlijke feministen en socialisten zijn gesust. Leve de technologie!

Behalve dan dat ene, nauwelijks hoorbare stemmetje in mijn achterhoofd. Het is een luddiet, denk ik. Zijn verre voorouders poogden begin negentiende eeuw met grof geweld de opmars van de machine te stoppen. Net als toen zijn er ook nu weer velen die vrezen dat de moderne techniek ons werk inpikt. Elk jaar worden zo’n tweehonderdduizend nieuwe robots in gebruik genomen. Vrijwel niemand is veilig. Boekhouders, taxichauffeurs, maar ook sommige journalisten moeten vrezen voor hun baan. En schoonmakers natuurlijk.

‘The robots are coming’, waarschuwde de Britse schrijver John Lanchester deze maand nog in The London Review of Books. Zijn doemscenario: ‘Stel je een economie voor waarin de 0,1 procent eigenaar is van de machines, waarin de rest van de 1 procent toeziet op hun goede functioneren, en de 99 procent de restjes werk verricht die niet geautomatiseerd kunnen worden, of werkloos is.’

Daar zit je dan. Met je robot. Dus toch maar een sloophamer tussen Robbie’s wieltjes planten? Dat weiger ik. Het verhaal van de eeuwige werkloosheid heb ik net iets te vaak gehoord. Technologische vooruitgang vernietigt werk, maar schept ook nieuwe banen. In de fabrieken van het Zuid-Koreaanse conglomeraat waar Robbie geproduceerd is, bijvoorbeeld. Ondertussen doen al die robots onze productiviteit verder stijgen. We maken als mensheid, anders gezegd, meer in minder tijd. Dat levert extra welvaart en vrije uren op. Trouwens, we overwegen toch ook niet serieus om onze wasmachines en stofzuigers te slopen, enkel om een dienstmeid aan het werk te kunnen zetten?

Zoals vaker ligt de schuld niet bij de techniek an sich. De pijn zit ’m in de verdeling van haar opbrengsten. Wie krijgt wat. Als alle winst van de robotisering naar een kleine groep kapitaalkrachtigen en technonerds gaat, schiet de wereld er inderdaad weinig mee op. Maar dat is geen reden om ons tegen de robots te keren. Dat is het zoveelste argument voor een radicale nivellering van rijkdom en werktijd.

Mijn eigen stofzuigwonder beschouw ik ondertussen graag als een voorbode van een nieuwe tijd: de democratisering van de techniek. Robots voor iedereen! En als de luddiet in mij daarmee geen genoegen neemt? Dan kan ik altijd nog iets van mijn vers verworven vrije tijd opofferen aan die goede nivelleringszaak. Met dank aan Robbie.