Het waren enerverende dagen in het begin van november 1956. In de vroege morgen van zondag 4 november was het sovjetleger in beweging gekomen om een einde te maken aan de Hongaarse Revolutie. In de voorafgaande twee weken had zich in Hongarije een ingrijpende politieke omwenteling voorgedaan. De stalinistische orde was door een ware volksopstand weggevaagd. De gematigde communist Imre Nagy, die op 23 oktober tot premier was benoemd, kondigde op 1 november aan dat een meerpartijensysteem zou worden ingevoerd. Bovendien trad Hongarije uit het Warschaupact. Nagy vroeg de Verenigde Naties om de neutraliteit van Hongarije te beschermen. Maar het zou allemaal niet baten. Na enkele dagen van aarzeling besloot het Kremlin tot actie over te gaan. Op 4 november maakte het sovjetleger aan alle illusies een einde. In Nederland was aanvankelijk met de nodige scepsis naar de Hongaarse ontwikkelingen gekeken, maar toen de revolutie doorzette, sloeg deze scepsis om in een soms naïef optimisme. Op 29 oktober omschreef Het Parool de gebeurtenissen in Hongarije als ‘een keerpunt in de wereldgeschiedenis’. Ook andere bladen konden hun enthousiasme nauwelijks onderdrukken. ‘Een christelijk volk verbrak de kluisters van een antigoddelijke communistische wereldmacht’, oordeelde Trouw op de dertigste.
Na deze hooggespannen verwachtingen kwam het ingrijpen als een ijskoude douche. Zondagmorgen bereikten de eerste berichten uit Hongarije de Nederlandse huiskamers. De vermaarde ncrv-correspondent Alfred van Sprang slaagde erin vanuit het Nederlandse gezantschap in Boedapest per telefoon een dramatisch verslag van de gebeurtenissen door te geven. In de loop van de dag spraken vervolgens verschillende vooraanstaande Nederlanders op de radio hun afschuw uit over het optreden van het sovjetleger. Sommige commentatoren, zoals de indertijd bekende Meijer Sluijser, deden dat zeer emotioneel en vergeleken het sovjet-ingrijpen met de Duitse bezetting. De hoofdcommissarissen van politie in Amsterdam en Den Haag concludeerden achteraf dat de ‘geëmotioneerde’ radio-uitzendingen van zondag een belangrijke oorzaak waren geweest van alle onrust die op zondag en vooral op maandag 5 november zou volgen.
Alle verontwaardiging richtte zich al snel tegen de Communistische Partij van Nederland (cpn). Daartoe bestond ook enige aanleiding. De cpn en haar partijkrant De Waarheid hadden in de voorafgaande weken laatdunkend over de Hongaarse ‘contrarevolutie’ geoordeeld. De cpn distantieerde zich ook niet van het sovjetoptreden. De ontwikkelingen in Hongarije waren uit de hand gelopen omdat reactionairen en fascisten, gebruikmakend van onvrede onder de bevolking, hadden getracht het socialisme te vernietigen, stelde een cpn-brochure achteraf.
De cpn en de met de partij verbonden organisaties – zoals het Algemeen Nederlands Jeugdverbond (anjv), de Nederlandse Vrouwenbeweging (nvb) en de Eenheids Vakcentrale (evc) – beschikten indertijd nog over een landelijk netwerk van winkels, kantoren en zaaltjes. Overal in het land ontstonden in de loop van 4 november bij deze zaaltjes en kantoren ongeregeldheden. De politie was niet in staat en niet bereid op te treden. Ruiten werden ingesmeten, huisraad werd vernield en in verscheidene gevallen werd brand gesticht. Ook de woningen van vele individuele cpn-leden moesten het vaak ontgelden. In sommige steden werden cpn-leden door demonstranten gemolesteerd.
De cpn-leiding besloot in deze benarde omstandigheden de verdediging vooral te concentreren op het hoofdkwartier Felix Meritis aan de Keizersgracht in Amsterdam. In Felix Meritis werd ook het cpn-dagblad De Waarheid gedrukt. Het was de cpn er veel aan gelegen de verschijning van De Waarheid veilig te stellen. Op 4 november verzamelden zich in de loop van de middag duizenden demonstranten bij Felix Meritis. Het gebouw werd belegerd, waarbij al snel alle ruiten sneuvelden. De politie trad nauwelijks op. De cpn’ers in het gebouw verzamelden op het dak stenen, draadglasplaten en flessen om de demonstranten op afstand te houden.
Het lukte de demonstranten uiteindelijk niet Felix Meritis binnen te dringen. Dat was maar goed ook, want volgens sommige bvd-berichten waren in het gebouw vuurwapens aanwezig. Later op de avond ging een groep van ongeveer veertig cpn-leden zelfs in de tegenaanval door te trachten de ruiten van het Telegraaf-gebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal in te gooien. De groep werd door de politie uiteengedreven voordat tot actie kon worden overgegaan. cpn-kamerlid Henk Gortzak liep daarbij klappen op.
Ook in andere steden was het zondag onrustig. In Den Haag verzamelde zich een grote menigte demonstranten, aanvankelijk vooral bij de ambassade van de Sovjet-Unie, later ook bij de gebouwen van de cpn en de evc. In Rotterdam kwam het in de avond eveneens tot ernstige ongeregeldheden bij het cpn-gebouw aan de Heemraadssingel, waarbij volgens de politie duizenden demonstranten betrokken waren. Ook in Utrecht was het onrustig. De ruiten van het cpn-gebouw aan de Mariaplaats werden ingegooid en de woningen van verscheidene cpn-leden werden bekogeld. Twee winkels, waarvan de eigenaren lid waren van de cpn, werden vernield. De Utrechtse politie trad lankmoedig op.
Op maandag 5 november stonden de dagbladen geheel in het teken van Hongarije. Sommige kranten verschenen met extra edities. De verontwaardiging was enorm. Er werd ook veel aandacht besteed aan de ongeregeldheden in Nederland zelf. Daarover werd vaak met begrip en sympathie geoordeeld. Het Vrije Volk keurde de gewelddadigheden weliswaar af, maar erkende dat het ‘moeite kostte onze voldoening daarover te onderdrukken’. In het Algemeen Dagblad werd gesproken van ‘eerlijk enthousiasme’. Het Parool meende dat de handlangers van de Sovjet-Unie hun afstraffing ‘dubbel en dwars’ hadden verdiend.
Op diezelfde maandag vonden in het hele land protestbijeenkomsten plaats, waarbij vertegenwoordigers van de grote partijen en van andere maatschappelijke organisaties het woord voerden. Tijdens deze bijeenkomsten werd getracht een beeld van nationale saamhorigheid en eensgezindheid uit te stralen. De cpn maakte uiteraard geen deel uit van deze saamhorigheid. Integendeel, het bestaansrecht van de cpn werd in twijfel getrokken. In Rotterdam werd in alle haast een bijeenkomst belegd in de Ahoy’-hal. De sprekers spraken de menigte toe vanuit een boksring, omdat daar later op de dag bokswedstrijden zouden worden gehouden. Het bekende kvp-kamerlid Schuyt bepleitte een ‘innerlijke gezondmaking’ van de democratie. Dergelijke uitspraken werden ook in andere steden gedaan. In Enschede hield de pvda-leider Vermeer zijn toehoorders voor dat ‘wie na zondag nog een communistische hand drukte mede schuldig [was] aan moord’.
In Amsterdam kwamen zo’n dertigduizend mensen bijeen op de Dam. De sprekers wisten zich verzekerd van een voor die dagen nieuw type publiek, omdat de bijeenkomst ‘live’ werd uitgezonden op de televisie. Ook op de Dam werd geëmotioneerd gesproken. Sommige sprekers riepen op tot gebed, dat volgens cnv-voorzitter Ruppert ‘meer vermag dan Chroesjtsjov en zijn bevelhebbers’. ‘De wereld zal niet rusten voor elk onderdrukt land vrij zal zijn’, bezwoer nvv-voorzitter Oosterhuis. De bijeenkomst op de Dam werd, net als vele andere in het land, besloten met het Wilhelmus.
Deze protestbijeenkomsten verliepen in een opgewonden maar waardige sfeer. Later op de dag en vooral in de avond kwam het rond de gebouwen van de cpn echter weer tot ernstige ongeregeldheden. Die waren niet alleen massaler dan die van zondag, maar hadden zich ook geografisch verspreid. Een rapport van de bvd maakte achteraf niet alleen melding van duizenden demonstranten in Den Haag, Utrecht, Amsterdam en Rotterdam, maar ook van duizenden in Hilversum, en tussen de twaalf- en vijftienhonderd in Zaandam. Op kleinere schaal vonden ongeregeldheden plaats in Enschede, Groningen, Arnhem, Bussum, Haarlem, Dordrecht, Leeuwarden, Vlissingen en Tilburg.
De politie was op die maandag beter voorbereid. Dat leidde tot ware veldslagen tussen jongeren en politie. In Amsterdam stond een politiemacht van zevenhonderd agenten, veertig rechercheurs en 130 man marechaussee klaar om de orde te handhaven. Desondanks kwam het opnieuw tot ongeregeldheden rond het inmiddels volledig gebarricadeerde Felix Meritis. De stemming in het cpn-gebouw was volgens de bvd strijdvaardiger dan de dag tevoren, mede door de aanvoer van verse kameraden uit de provincie Groningen, met name uit het cpn-bolwerk Finsterwolde. De situatie was niettemin gespannen. De samengetrokken menigte trachtte het gebouw verschillende malen te bestormen, waarbij verscheidene gewonden vielen. Sommige demonstranten die werden gearresteerd bleken ‘in het bezit van flessen, gedeeltelijk gevuld met benzine, c.q. van hamers of ander slagmateriaal’, zoals een rapport van de Amsterdamse politie vermeldde. Er werd inderdaad enkele malen getracht met behulp van molotovcocktails brand te stichten. ‘Ambulances reden af en aan’, berichtte Het Nieuws van de Dag.
De demonstranten beperkten zich echter niet tot het belegeren van Felix Meritis. Straatverlichting werd vernield en auto’s werden in de gracht gesmeten.
Ook elders vonden er confrontaties plaats tussen vooral jongere demonstranten en de politie. De gebeurtenissen in Hilversum vormen daarvan een spectaculair voorbeeld. In de loop van de dag verzamelde zich bij het Waarheidgebouw een menigte van ‘enige duizenden demonstranten’ die zich volgens een politierapport ‘zeer agressief en vijandig tegenover de politie’ gedroeg. Toen agenten de menigte trachtten te verspreiden ‘daalde er als ’t ware een stenenregen op die agenten neer’. Er moesten herhaaldelijk charges worden uitgevoerd om ‘de steeds brutaler opdringende en driester optredende massa te beletten verder op te rukken’, omschreef het politierapport de situatie. Er werd beslist brandweerwagens in te zetten als een waterkanon avant la lettre. Maar vervolgens werd door de demonstranten een ‘algemene aanval gedaan’ op de spuitwagens met het doel de ‘brandweer te overmeesteren’. De situatie in Hilversum werd nog dreigender toen er volgens de politie uit de menigte op de agenten werd geschoten.
Op last van de dienstdoende hoofdinspecteur vuurde de politie terug, eerst in de lucht, maar later ook in de menigte. In Hilversum werden in totaal 82 schoten gelost. Daarbij werden twee demonstranten door politiekogels getroffen. Een van de getroffen demonstranten zou later tegenover een personeelslid van het ziekenhuis waar hij was opgenomen, erkend hebben een pistool op zak te hebben gehad. ‘Er komen er meer’, zou hij daar dreigend aan hebben toegevoegd. Volgens de politie hadden ook sommige Hilversumse demonstranten molotovcocktails bij zich. Uiteindelijk werd de hulp ingeroepen van een detachement mariniers om de orde te herstellen.
Ook de Utrechtse politie was maandag op alles voorbereid. Er was een groot aantal agenten op de been en er werden drie pelotons ‘harde bijstand’ ingezet. Er ontstonden opnieuw ongeregeldheden bij het cpn-gebouw op de Mariaplaats. De politie greep nu hard in, waarbij verschillende gewonden vielen, zowel onder de demonstranten als bij de politie. Het liep ook elders in Utrecht uit de hand. De ruiten van een Chinees restaurant dat niets met de cpn te maken had werden ingegooid. Op de Amsterdamsestraatweg werden waarschuwingsschoten gelost om ordeverstoorders op afstand te houden. Toen demonstranten trachtten de ruiten in te slaan van een wapenhandel op de Nobelstraat werd de menigte aldaar met gummiknuppels en de blanke sabel uiteengedreven. ‘Het moet nu maar eens afgelopen zijn met deze rock-’n-roll-bende’, verklaarde een inspecteur van politie tegenover de pers. Er vielen volgens een rapport van de Utrechtse officier van justitie in Utrecht vele min of meer ernstige gewonden.
In Den Haag werd op maandag eveneens met scherp geschoten. Volgens de bvd waren duizenden demonstranten op de been. De politie werd met stenen en andere voorwerpen bekogeld en reageerde met waarschuwingsschoten. Een jonge betonwerker werd door een kogel in de buik getroffen en zou enkele dagen tussen leven en dood zweven. Ook in Zaandam werden schoten gelost.
De cpn beschuldigde de politie achteraf van laks optreden tegen wat in een partijbrochure werd aangeduid als de ‘Katholieke reactie’ en de ‘knokploegen van het fascisme’. Dat verwijt aan de politie was terecht, althans wat betreft zondag de vierde. Een intern verslag van de politie in Amsterdam erkende dat op die zondag inderdaad met ‘een maximum aan verschoning’ was gehandeld. Men had zonder twijfel al direct op zondag harder kunnen optreden, maar dat had, zoals de Amsterdamse hoofdcommissaris Van der Molen oordeelde, ‘de communisten in de kaart gespeeld’.
De Utrechtse officier van justitie concludeerde dat ook het ingrijpen van de politie in Utrecht volstrekt onvoldoende was geweest. De politie had zich in sommige gevallen zelfs teruggetrokken toen demonstranten woningen van cpn-leden aanvielen. Mogelijkerwijs wezen sommige agenten de demonstranten zelfs op cpn-adressen. Daarbij werden ook fouten gemaakt. ‘Dat op de Troelstralaan (waar een CPN-bestuurder woonde – dh) door een politieman samen met de aanvallers werd gecollecteerd ten bate van een “onschuldige buurman”, wiens ruiten door een misverstand ook waren ingegooid, vermag voor een buitenstaander twijfel wekken aan de objectiviteit van de aldaar optredende politie’, meende de officier van justitie.
Noch op zondag, noch op maandag werden veel arrestaties verricht. In totaal werden in Amsterdam vijftien demonstranten aangehouden, onder wie drie leden van de cpn. Ook dat toont aan dat politie en justitie, althans aanvankelijk, met een zekere welwillendheid over de demonstaties oordeelden. Op maandag werd dat anders. Maar toen had men de handen vol aan de openbare orde en was er nauwelijks gelegenheid tot het verrichten van arrestaties.
De cpn meende achteraf ook dat de demonstraties waren geregisseerd. De in omloop zijnde molotovcocktails waren volgens een brochure op de burelen van het katholieke dagblad De Tijd uitgedeeld. De communisten beschuldigden eveneens de leden van de Katholieke Arbeidersjeugd (kaj). Het zouden ongefundeerde aantijgingen blijven. Toch was het de procureur-generaal in Amsterdam opgevallen dat vele demonstranten in Amsterdam, Utrecht en Hilversum zich ‘tevoren van flessen benzine hadden voorzien om blijkbaar brand te stichten’. ‘Dat dit op meerdere plaatsen in ons land is gebleken, zou kunnen wijzen op een daaromtrent in bepaalde kringen gemaakte afspraak.’ Welke kringen dat waren, was de procureur-generaal evenwel niet duidelijk.
Er was desondanks wel van enige regie sprake. Sommige dagbladen plaatsten de cpn-kantoren en ook individuele cpn-leden bewust in het schootsveld. Zo meldde het Algemeen Handelsblad op maandag 5 november dat demonstranten in Amsterdam de vorige dag waren opgetrokken naar ‘de beide gebouwen van de evc, gelegen Prinsengracht 739 en Vondelstraat 54’. En Het Parool berichtte dat de woningen van de bekende cpn’ers Baruch, ‘Jekerstraat 45’ en Koning, ‘Weesperzijde 2’, door demonstranten waren bekogeld. Het was geen verrassing dat de betreffende adressen op maandagavond wederom onder vuur kwamen.
Op dinsdag de zesde was het in de meeste steden – enkele uitzonderingen daargelaten – weer rustig. Met enige verbijstering konden de autoriteiten op deze golf van ongeregeldheden terugkijken. Op maandag waren in alle grotere steden waarschijnlijk tussen de tien- en twintigduizend jongeren in gevecht geweest met de politie. De politie was de situatie veelal met veel moeite de baas geworden, gesteund door pelotons ‘harde bijstand’, de marechaussee en mariniers. In verscheidene steden was met scherp geschoten. Er waren, ook aan de kant van de politie, vele tientallen gewonden gevallen.
Deze heftigheid was in belangrijke mate opgewekt door het lankmoedige optreden van de politie en hoogwaardigheidsbekleders. Zo verklaarde de Amsterdamse burgemeester D’Ailly ‘best te begrijpen dat de bevolking er behoefte aan had aan haar verontwaardiging lucht te geven’; ‘dat men hiervoor communistische bolwerken en zelfs communisten uitkoos was vanzelfsprekend’. Het tijdelijk verleggen van de grenzen van de rechtsstaat bleek evenwel een gevaarlijk experiment. De demonstrerende jongeren bleken zich op maandag namelijk niet meer te beperken tot het molesteren van cpn-eigendommen. Het kostte de autoriteiten grote moeite de geest van jeugdige opstandigheid en sensatiezucht weer terug in de fles te krijgen.
De pers oordeelde op 6 november zeer negatief over de ongeregeldheden van maandag, zeker in vergelijking met de oordelen over ‘eerlijk enthousiasme’ van de dag ervoor. De beschuldigende vinger werd nu gewezen naar de rock-’n-roll-jeugd. ‘De herrieschoppers waren voor het merendeel jongelui, die meenden dat nu ook werkelijk alles geoorloofd was’, schreef Het Parool. Ook de Haagse Post concludeerde dat de rellen van maandag waren veroorzaakt door de rock-’n-roll-jeugd, die eerder al bij een optreden van het befaamde jazzorkest van Lionel Hampton en de film Rock around the Clock had huisgehouden. De Hongaarse tragedie was, meende de Haagse Post, ‘te triest om misbruikt te worden voor uitspattingen van een deel der jeugd, die lijdt onder de gevolgen van de hoogconjunctuur – te veel geld en te weinig toezicht’.
Zoals Het Vrije Volk schreef over de ongeregeldheden in Hilversum: men kon inderdaad twijfelen aan de oprechte anticommunistische bedoelingen van de betogers, gezien het feit dat zij ‘onder het zingen van mambo’s’ optrokken met de leuze ‘rock en roll in de aanval’. Dat illustreert dat de gebeurtenissen van 4 en 5 november 1956 ook beschouwd kunnen worden als een voorbode van de jeugdige rebellie in de jaren zestig.
Duco Hellema is hoogleraar geschiedenis
van de internationale betrekkingen aan de Universiteit Utrecht