Jaren geleden werden mijn zomervakanties bevolkt door lange, breedgeschouderde mannen met weelderig haar. Ze droegen witte overhemden of stoere houthakkersshirts. ‘Jack’ heetten ze. Of ‘James’. Het waren naar muskus geurende types, geheimzinnig, krachtig, betrouwbaar. Hun liefdesverklaringen ‘gromden’ ze bij voorkeur en in hun ogen glommen niet zelden ‘lichtjes van spot’. De avonturen waarin zij hun cruciale rol vervulden werden bij ons thuis minzaam aangeduid met ‘flutjes’; Bouquetromannetjes met titels als Paradijselijk avontuur of Onverwachte hartstocht, die met kilo’s tegelijk door buurvrouwen en tantes werden afgegeven en weer opgehaald, aan de hand van een ondoorgrondelijk ruilschema. Ik las er zo’n twee per dag in die tijd, aangezien het man-vrouw-gedoe een onderwerp was dat mij uitermate fascineerde en, niet in de laatste plaats, zorgen baarde. Zo vond ik Jack of James, met zijn ‘opbollende spieren’ en ‘omfloerste blik’ niet erg aantrekkelijk, wat mij geen goed teken leek. Zelf was ik destijds nogal verliefd op mijn leraar Engels, een kalende man die morsige wollen truien droeg maar prachtig uit Shakespeare voor kon lezen. De erotisch bedoelde passages in de gemiddelde Bouquetroman vond ik bovendien verwarrend. ‘Hij drukte het bewijs van zijn begeerte tegen haar zijden driehoekje.’ Wat mij echter hevig boeide was het gedrag van de vrouwen. De Melody’s en de Tricia’s, zogezegd. Deze protagonisten leken mij allemaal zo handig, zo geraffineerd, zo voorbereid. Het leek mij van groot belang te weten wanneer precies flauw te vallen, begerig te zuchten, te stampvoeten, te kermen van extase of tranen verbijtend de deur uit te lopen – maar de regels werden me niet duidelijk en het acteerwerk dat eraan te pas kwam leek me vooral vermoeiend. Na dozen vol Hervonden passie en Verborgen vuur gaf ik de moed op; de opgedane kennis wilde niet beklijven. Het is trouwens nooit meer goed gekomen. Toen ik onlangs op een feestje een poging deed een man die ik leuk vond quasi-nonchalant te passeren, sprak hij me schamper toe: ‘Wat loop jij nou te paraderen?’ Dat bedoel ik. Niks raffinement en mysterieuze onbereikbaarheid. Als het op romantiek aankomt ben ik, naar ik vrees, een open boek.