Maar in werkelijkheid gaat deze film om de romantiek van het avonturenverhaal: exotische locaties, een moreel integere held, stereotiepe schurken en een heldin die eerst van mannelijke tirannie moet worden bevrijd voordat het liefdesverhaal kan opbloeien. Na een half uur van The Water Diviner kwam bij mij het gevoel op dat ik dit allemaal vele malen eerder heb gezien, gevolgd door de ontnuchtering dat het plezier van het kijken juist hierin ligt.

Over de loopgravenoorlog tussen de strijdmachten van Australië en Nieuw-Zeeland (Anzac) en die van Turkije op het schiereiland Gallipoli, van april 1915 tot januari 1916, maakte de Australische regisseur Peter Weir begin jaren tachtig het uitstekende Gallipoli. Hierin vertrekt een jonge atleet, opgegroeid op een boerderij in de outback, als Anzac-soldaat naar Europa, waar hij uiteindelijk de dood vindt.

Het thema van conflict tussen de onschuldige mens in de natuur en de corruptie van oorlog keert terug in The Water Diviner. De vader, Joshua Connor (Crowe), bezit de gave water te vinden onder de aardkorst van het dorre Australische landschap. Zijn talent stelt hem ertoe in staat zijn boerderij te laten floreren en derhalve voor zijn gezin te kunnen zorgen. Vier jaar na het einde van de oorlog zijn Joshua’s drie zonen nog altijd verdwenen, vermoedelijk gestorven op Gallipoli. Zijn vrouw, verteerd door verdriet, beschuldigt hem ervan dat hij weliswaar water kan vinden, maar dat hij er niet voor kan zorgen dat de jongens naar huis komen. Hij vertrekt naar Istanbul, waar hij in een hotel verblijft gerund door de mooie weduwe Ayshe (Olga Kurylenko). De rest van de film bestaat uit Joshua’s zoektocht naar de lichamen van zijn zonen, en uit het ontluikende liefdesverhaal tussen hem en Ayshe, in de weg gezeten door een Turkse man die het recht opeist met haar te trouwen.

The Water Diviner is een schoolvoorbeeld van wat Mark Cousins in zijn recente boek The Story of Film de ‘romantische cinema’ noemt: films gemaakt in de klassieke stijl van Hollywood waarin álles ‘mooi’ is en de maker de genreconventies tot op de letter volgt. De regels van melodrama en van het avonturenverhaal, ontwikkeld in Casablanca (1942) van Michael Curtiz en vervolmaakt door David Lean in onder meer Lawrence of Arabia (1962), vereisen grootse actiescènes en extreem uitvergrote emoties. Wat dit betreft heeft regisseur Crowe het genre bijzonder goed in de vingers: natuurlijk is Ayshe prachtig en is de man die haar opeist een beul en zorgt Joshua ervoor dat zij uit zijn klauwen wordt bevrijd.

Deze ingrediënten kunnen evengoed rampzalig uitpakken. Maar als maker én als filmster geeft Crowe zijn verhaal een fundament van oprechtheid, zodat de clichés niet geheel ontdaan zijn van authentieke, herkenbare gevoelens. Dat laatste is nog het meest verrassend: dat een overbekend verhaal zoveel meerwaarde krijgt wanneer het eerlijk wordt verteld.


Te zien vanaf 16 april