Waarom ogen rechtse politici in het algemeen zoveel ontspannener dan linkse?

Ik heb het niet over zenuwzieke dictators of uitgeraasde ellendelingen oog in oog met de loop van een geweer, maar over de alledaagse toestand in een draaglijke democratie.

Joop den Uyl en Hans Wiegel hielden allebei van een goede sigaar, al verschilden ze zelfs van mening over wat precies een goede sigaar was. De eerste zag je steevast met een zompig stompje in zijn mond; de as was door zijn nerveuze gedrevenheid op zijn revers of de bovenkant van zijn broekspijpen terechtgekomen. Wiegel zat, als hij met sigaar en al in beeld kwam, relaxt naar een steeds fraaier wordende askegel aan het uiteinde van zijn sumatra te kijken. Balkenende en Heinsbroek zaten verleden zomer tijdens het kabinetsberaad te keten op een manier die Melkert en Pronk met afschuw moet hebben vervuld.

In Italië is vorige week veel gedonder geweest over de publieke omroep, de Rai. De zittende directie werd door Silvio Berlusconi en zijn collega’s stevig onder druk gezet teneinde op te krassen. Maar in de regeringscoalitie bestond grote onenigheid over de wijze waarop de veranderingen bij de Rai moesten worden doorgevoerd en hoever er precies moest worden gegaan. Vooral de Nationale Alliantie en de Lega Nord konden het maar niet eens worden. Er werd gedreigd met een crisis, al geloofde, behalve een enkele dromer in de linkse oppositie, niemand daarin. Binnen twee dagen was er tot driemaal toe topberaad over de toestand, één keer zelfs midden in de nacht. In en rond de beide Kamers werd veel en nerveus heen en weer gelopen en nog meer met mobiele telefoontjes gezwaaid.

De problematiek lag gevoelig, vooral door Berlusconi’s bijzondere positie als eigenaar van de drie belangrijkste commerciële zenders van het land en — in zijn functie als premier — als een van de eindverantwoordelijken voor de publieke omroep. De centrum-linkse partijen schreeuwden moord en brand en hadden het over «koehandel». Ze zagen de democratie zelfs in gevaar komen en hadden het over manipulatie, bedreigde pluriformiteit en het einde van de vrijheid van meningsuiting. Grote woorden, hoge tonen, strakke gezichten, nerveuze bewegingen. En maar bellen, veel bellen.

De krant La Repubblica slaagde er ’s avonds laat in Berlusconi, tijdens een van die vergaderingen, aan de lijn te krijgen. Hoe het ging. Het was reuze gezellig, meldde de premier, iedereen was er, ze zaten bij hem thuis in Rome en er was volop eten en drinken. Maar waar ze het dan over hadden, drong de krant aan. «Een beetje over van alles», zei Berlusconi. «We hebben over de Rai gepraat, en over de toekomst, de toekomst van het land en die van de hele wereld.»

L’universo mondo: in het Italiaans klinkt het nog een slag groter.

Verwilderde blikken van de linkse leiders. Grote verontwaardiging ook. Berlusconi bemoeide zich met de onafhankelijkheid van de omroep. Het land dreef af naar de rand van de afgrond als hij zijn zin doorzette. Straks waren alle televisiezenders in zijn handen.

Wie de geschiedenis van de Rai enigszins kent, begrijpt hun verwarring — en in één moeite door Berlusconi’s ontspannen toon. Er is weleens uitgezocht hoe het zit met de politieke voorkeuren en bindingen van de redacteuren en presentatoren van de belangrijkste televisiejournaals. De uitkomst was ontnuchterend: hele redacties bleken lid te zijn van een van de centrum-linkse partijen. In Italië gelooft niemand dat dat stom toeval is. Alleen de leiders van links veinzen dat je daar in de berichtgeving helemaal niks van merkt.

Wij kennen dat allemaal niet. De netmanager van Nederland 3 is in een vorig leven weliswaar wethouder respectievelijk gedeputeerde geweest namens de PvdA, maar hij kan die dingen heel goed scheiden. De voormalige voorzitter van diezelfde partij is nog eens een dag of tien presentator van de belangrijkste nieuwsrubriek van het land geweest, maar het zou wel heel achterdochtig zijn te menen dat hij zich niet bewust was van de gecompliceerde situatie waarin hij zichzelf had gemanoeuvreerd. Hij had zijn leven lang veel petten op gehad en was een meester geworden in het vliegensvlug wisselen daarvan. Nee, het was juist heel goed dat iemand die bekendstond als partijpoliticus de rol van onafhankelijk interviewer aannam. Dan begreep het publiek immers des te beter dat hij zich geen vooringenomenheden kon veroorloven.

Onlangs moest er een nieuwe voorzitter van het omroepbestuur worden aangewezen. Die positie was geleidelijk aan de sauna voor uitgeregeerde politici geworden. Het zou vrolijk zijn geweest als de demissionaire staatssecretaris van Cultuur en Media, Cees van Leeuwen, die benoeming had bekokstoofd in de geest van zijn voorgangers; het mediapark zou te klein zijn geweest, ware hij met een van zijn energieke partijgenoten gekomen. Spijtig dat het er niet van is gekomen, want dat linkse politici linkse bestuurders benoemen is terecht, maar het omgekeerde bedreigt de democratie.