Tenet, de nieuwste film van Christopher Nolan, opent in het nationale operahuis van Oekraïne in Kiev. Het publiek stroomt de zaal in en een kakofonie zwelt aan terwijl het orkest zijn instrumenten test. Het is vreemd om tijdens een pandemie te kijken naar een volgepakte zaal, en tegelijkertijd weerspiegelt het beeld de bioscoopzaal waarin je zelf net hebt plaatsgenomen. Des te verontrustender is wat er vervolgens gebeurt: een groep gemaskerde en gewapende mannen stormt de concertzaal in en contrasteert deze wereld van beschaving en schoonheid met bruut geweld, iets wat nog eens wordt benadrukt door een shot van een cello die met kracht wordt stukgetrapt. Welkom in een metafoor.
Weldra worden we voorgesteld aan de hoofdpersoon (gespeeld door John David Washington) en neemt deze film die maandenlang in nevelen werd gehuld een zelfverzekerde afslag richting spionagefilm. Maar Nolan zou Nolan niet zijn als er niet óók een complex spel werd gespeeld met tijd. Een wetenschapper, compleet met witte jas, vertelt onze naamloze protagonist (op de aftiteling wordt hij simpelweg als ‘The Protagonist’ aangeduid) wat er op het spel staat. Hier te veel uitleggen verpest wellicht het kijkplezier, maar het volstaat om te zeggen dat het allemaal draait om ‘inversion’, een pas ontdekt natuurkundig fenomeen dat je in staat stelt terug te gaan in de tijd. Dit terugspoelen – niet alleen mensen maar ook kogels kunnen het – zou mogelijk kunnen leiden tot een derde wereldoorlog (of heeft die al plaatsgevonden in de toekomst?), nee, zelfs het einde van de wereld.
De inzet is kortom hoog, zelfs zó hoog dat het allemaal iets abstracts heeft, als in een James Bond-film. En misschien is Tenet zo ook wel het best te typeren, als een thinking man’s Bond. Ook Tenet wordt voortgedreven door actie, ook Tenet rijgt imposante set pieces en exotische locaties aan elkaar, ook Tenet heeft een hoofdpersoon die een film lang aantrekkelijk kordaat door het beeld slentert. Ook Tenet is cool, verfijnd en elegant – en bespottelijk.
In het huidige Hollywood is de Amerikaans-Britse Christopher Nolan een van de weinige filmmakers die de Franse filmcritici van de jaren vijftig goedkeurend een ‘auteur’ hadden genoemd, oftewel een regisseur met een coherent oeuvre waarin bepaalde thema’s en persoonlijke fascinaties terugkeren. Na twee onafhankelijk geproduceerde films (zijn debuut Following en zijn doorbraak- en sleutelfilm Memento) maakte Nolan begin deze eeuw de overstap naar grotere studiofilms. Van zijn Batman-trilogie (waaronder The Dark Knight, een ijkpunt in het superheldengenre) tot zijn ruimtefilm Interstellar en van oorlogsfilm Dunkirk tot heistfilm-met-een-twist Inception zijn Nolans films altijd typisch Nolan, wat betekent dat er sprake is van een puzzelplot, waarin op de een of andere manier wordt gerommeld met het concept van tijd, en in sommige gevallen zelfs met de mogelijkheid van verschillende realiteiten.
Het betekent ook dat de film op klassieke, ambachtelijke wijze is gemaakt, het liefst op analoog grootbeeld (Tenet werd deels op 70mm en deels in IMAX gedraaid) en met een minimum aan computereffecten, wat je voelt in de geïnspireerde actiescènes en de oogstrelende fotografie (Tenet werd geschoten door zijn vaste cameraman, de Zwitsers-Nederlandse Hoyte van Hoytema). Andere vaste waarden in Nolans oeuvre zijn minder makkelijk aan te wijzen en hebben iets te maken met zijn tempo en toon. Nolan vertelt zijn verhaal altijd met een zekere rust enerzijds en bravoure anderzijds; met een trefzekere hand en een pompende score. En altijd met een diepe ernst.

Maar waar de wijzer op de arthouse/blockbuster-meter bij Nolan altijd vrij keurig in het midden blijft, daar slaat die in dit geval net iets meer uit naar de blockbuster – Tenet is minder ernstig en meer entertaining. De plot van de film werd, zoals bij al Nolans films, omgeven door mysterie. De enige flarden informatie die ongeduldige filmliefhebbers bereikte, bestond uit uitspraken van de cast over hoe ‘onbegrijpelijk’ het script was, zelfs na tweede lezing. Maar los van het inventieve basisgegeven en alle natuurkundige fenomenen die het ondersteunen, blijkt Tenet in grote lijnen eigenlijk behoorlijk conventioneel. Qua opbouw heeft de film nog het meest weg van een klassieke queeste, waarbij een uitverkoren held à la Frodo of Harry Potter, die even argeloos als moedig is, van missie naar missie wordt gestuurd. Zo vergaart hij stukje bij beetje, samen met de kijker, alle informatie die hij nodig heeft en ontmoet hij intussen allerlei figuren die naadloos passen in overbekende mallen: een trouwe sidekick, een oudere wijze vrouw, een dame in nood en een schurk.
Dat Nolan gebruikmaakt van dit soort conventies is op zich het probleem niet; ze geven je juist houvast in een verhaal dat allengs complexer wordt wanneer de hoofdpersonages het concept van ‘tijdinversie’ beginnen toe te passen. Waar het begint te wringen, is in wat de film wil zijn, in wat hij pretendéért te zijn. Want hoewel dit Nolan op zijn luchtigst is, wekt de filmmaker wel degelijk de suggestie dat hij hier iets vernieuwends en origineels aan het doen is, dat zijn film méér is dan een blockbuster. Die pretentie wordt niet helemaal waargemaakt. Het concept is weliswaar ingenieus, maar het is niet meer dan de motor in een film die verder vrij straight forward is.
Ook dat zou overkomelijk zijn, ware het niet dat juist het straight forward-aspect van de film, dat wil zeggen de conventionele opbouw van het verhaal, zwakke plekken vertoont. De hoofdpersoon wordt van situatie naar situatie gestuurd zonder dat er naar een climax wordt toegewerkt, en zelfs naar het einde toe worden de actiesequenties nog onderbroken door uitlegdialogen die de vaart genadeloos uit de film halen.

Maar waar de zwakte van het scenario pas echt goed zichtbaar wordt, is op de momenten die niet scharnieren op Nolans vernuftige denkwerk, maar op emotie. Op enkele cruciale punten neemt het verhaal wendingen die worden aangegeven door de keuzes die de personages maken – keuzes die worden ingegeven door liefde, genegenheid, medelijden, zorgzaamheid, wraakzucht. Het zijn emoties die in de beste gevallen vaag worden geschetst en in de slechtste gevallen niet eens in het scenario lijken te zijn geschreven. Voor de kijker wordt het dan wel heel moeilijk om mee te leunen in de bochten van het script, laat staan om betrokken te raken bij de personages of de uitkomst van de film – nota bene de mogelijke ondergang van de wereld. Wrang is dat de voortreffelijke score van Ludwig Göransson, waarvan de toepasselijke terugspoeleffecten en denderende bassen je letterlijk doen trillen in je stoel, benadrukt dat de film zelf nooit zo opwindend wordt als de muziek die hem begeleidt.
Wat wel werkt aan Tenet is simpelweg de feel van de film. Als geen ander weet Nolan zijn films een sfeer mee te geven die zowel tijdloos als retro is, en in Tenet buit hij die gave meer uit dan ooit. Alles wat we zien voelt prettig vertrouwd en concreet. Er zijn de strak gesneden pakken, van de heerlijkste stof en in de fijnste kleuren, die herinneren aan het oude Hollywood. Er zijn de objecten die dienen als ‘MacGuffins’ (een inwisselbaar element dat de plot voortdrijft): goudstaven; een (vervalst) meesterwerk; een of ander technologisch hoogstandje dat er desalniettemin uitziet alsof het uit de motor van een auto is gesloopt. Er zijn, op de achtergrond in stedelijke locaties, de gebouwen die wortelen in het brutalisme: lomp, grijs en hoekig. Het is het soort modernistische architectuur dat er zowel futuristisch als achterhaald uitziet.
Tegenover de ongrijpbaarheid van zijn high concept zet Nolan kortom elementen die je meteen kunt duiden, die zo ondubbelzinnig zijn dat het voelt alsof je je handen eromheen kunt sluiten. Dat geldt voor de kleding en de goudstaven maar ook voor de grof geschetste personages, de herkenbare settings, de protagonist die De Protagonist heet, de wetenschapper in een witte jas. En het throwback-gevoel van Tenet biedt ook een mooie parallel: zoals de personages heen en weer reizen in de tijd, zo duikt Nolan de geschiedenis in om oude en nieuwe elementen, toekomst en verleden, met elkaar te verweven. Maar je kunt er ook een minder vleiende metafoor in zien. Want zoals de personages uit Tenet op zeker moment hun eigen patronen beginnen te herhalen, zo zou je kunnen zeggen dat ook Nolan vastzit in die constante neiging om van al zijn films een puzzel te maken.

Na ongeveer een kwartier wordt in Tenet een gesprek gevoerd dat iedere filmcriticus direct naar zijn pen doet grijpen. Als de wetenschapper-in-witte-jas de hoofdpersoon uitlegt hoe het precies zit met die tijdinversie, draagt ze hem op: ‘Don’t try to understand it. Feel it.’ Het is een moment waarop, zo voel je meteen, de regisseur de kijker rechtstreeks aanspreekt. Leun gewoon achterover, zegt hij, en laat me je vermaken. De dialoog gaat verder. ‘Instinct’, zegt de hoofdpersoon, ‘got it.’
Nolans idee over tijdsmanipulatie is interessant, en het is indrukwekkend hoe hij alle consequenties ervan heeft uitgedacht, maar hij lijkt daar zozeer in op te gaan dat een visie erbij inschiet. Zijn denkwerk zit vooral in de details en niet in het grote plaatje. Wat betekent het eigenlijk als we kunnen terugspoelen in de tijd? Hoe voelt het? Er schuilt gekte in dat goochelen met de tijd. Er schuilt chaos in – de kakofonie van een orkest, geweld in botsing met schoonheid. Het voelt als een gemis dat Nolan daar niets mee doet. Dat hij de kijker opdraagt om zijn film niet te begrijpen maar vooral te vóelen, lijkt daarom eerder een opdracht aan de regisseur zelf. Begrijp me niet verkeerd, deze thinking man’s Bond is alleszins vermakelijk, maar er zit iets opwindends en prikkelends in dat nooit helemaal uit de verf komt. Daarvoor had Nolan toch minder moeten nadenken, en meer op zijn instinct moeten vertrouwen.
Tenet is vanaf 27 augustus in de bioscoop te zien