‘We kunnen er niks aan doen’, excuseert de uitbater zich in een restaurant dat normaal heerlijke argilehs op tafel zet. ‘De overheid controleert tegenwoordig of je wel Syrische tabak gebruikt.’ En dat is jammer, want die haalt het niet bij tabak uit bijvoorbeeld Egypte of Bahrein en dat stemt roker én uitbater bedroefd. Want de waterpijpen, à twee euro, zijn voor veel koffiehuizen een belangrijke inkomstenbron en geen fijne tabak betekent geen klandizie. De restauranteigenaar ziet het nog een paar dagen aan. ‘Als het zo blijft, regel ik het wel met de controleurs’, zegt hij. ‘Dit kost me te veel geld.’
Het nieuwe tabaksnationalisme komt op een vreemd moment, want eind vorig jaar vaardigde de Syrische president Bashar al-Assad juist een decreet uit - een soort buitenparlementaire wet - waarmee hij roken in openbare ruimten verbood. Het lijkt erop dat het ene ministerie niet weet wat het andere doet, en met karakteristieke Syrische desorganisatie telde men de laatste dagen naar het rookverbod af.
Sinds 1 april mag er definitief niet meer gerookt worden in openbare gelegenheden. Het is nog afwachten of de Syriërs zich daaraan gaan conformeren: sinds de argileh een jaar of tien geleden een comeback maakte in het openbare leven is het de drug of choice van menige Syriër. En koffiehuiseigenaren maken op iedere waterpijp ruim anderhalve euro winst.
In Bab al-Hara, in de schaduw van Damascus’ enorme Ummayaden Moskee, verkopen ze er wel honderd op een dag, zegt manager Basem, en hij hoopt dat zijn open binnenplaats betekent dat er gewoon doorgerookt mag worden. Maar, zegt hij, als het echt niet meer mag, gaan de argilehs de kast in. Immers: ‘Als de president zegt dat we vanaf morgen geen brood meer mogen eten, eet ik morgen geen brood meer.’