Wee de buitenlander die een eeuw geleden in Amsterdam kennis moest maken met de Hollandse jeugd. ‘Als er zich een troepje Javanen in onze stad ophoudt, worden zij nageloopen en aangegaapt als wilde dieren’, schreef De Groene Amsterdammer van 6 januari 1907. Ook autochtonen werden niet ontzien door de hangjongeren. ‘Sneeuwballen kunnen nooit te veel en nooit te gevoelig neerkomen op de arme dienstmeisjes, die zich niet verdedigen kunnen tegen de lummels, die haar tot mikpunt kiezen.’ Als klap op de vuurpijl was er ook nog sprake van vandalisme. Deuren en schuttingen werden beklad met vuil. Of erger: met ‘gemeene woorden’!

‘De tuchteloosheid der Nederlandsche jeugd’ was ook een eeuw geleden een veelbesproken probleem. Dat de oplossing werd gezocht in zero tolerance op straat en beter onderwijs voor de klas wekt geen verbazing. Veel leuker om terug te lezen zijn de verontwaardigde beschrijvingen van de vroeg 20e-eeuwse rotjochies.

Zo zou een hele stadswijk lange tijd in de greep zijn geweest van straatterreur. Bron van het kwaad: ‘één enkelen kwajongen van een jaar of tien’. Voorwaar een straf verhaal. De vader van het betreffende gezin had de benen genomen, moeder werkte van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Het spijbelende zoontje bracht zijn tijd op straat door. Hij schopte het tot leider van ‘een kleine bende deugnieten, die alle denkbare kattekwaad bedreef’.

Zulke rekels maakten de Nederlandse jeugd tot ver buiten de grenzen berucht. Teruglezend heeft het allemaal een hoog Ciske de Rat-gehalte. Zo licht namen de brave burgers het toentertijd zeker niet op. Zal er ooit nog met romantische vertedering teruggekeken worden op de huidige generatie randgroepjongeren?

***

Bezoek het historisch archief van De Groene Amsterdammer en blader door de eerste 64 volledige jaargangen, van 1877 tot en met 1940. http://193.67.146.137/dga/