Ja hoor, we hebben er weer een: een rotte appel. Groot pakte begin deze week The Guardian uit over een nieuw bancair lek dat een onthullend licht wierp op de smoezelige praktijken bij ditmaal de Zwitserse bankgigant Credit Suisse. De meest louche figuren konden ondanks Zwitserse beloftes toch geheime rekeningen openen bij de bank in Zürich. En dan hebben we het niet over een paar tonnetjes maar over honderden miljoenen die buiten het zicht van de fiscus moeten worden gehouden. En dan hebben we het ook niet over een paar omhooggevallen voetballers en politici maar over mensensmokkelaars, fraudeurs, drugshandelaren en het Vaticaan.

Het probleem is alleen dat de berichtgeving erover de indruk wekt dat het om incidenten gaat: een enkele rotte appel. Waardoor, van de weeromstuit, de rest van de megabanken zich kan wentelen in de illusie dat ze schoon, eerlijk, puur, keurig, fatsoenlijk zijn. Dat nu, is je reinste flauwekul.

Als de afgelopen veertien jaar namelijk iets hebben geleerd dan is het dat de megabanken allemaal zo rot als een mispel zijn. Wie de lekken van de afgelopen jaren langsloopt, ziet niet een reeks incidenten maar een patroon dat leert dat ‘we’ – politiek, media, academia, denktanks, burgers, klanten – de taak die we na 2008 zijn begonnen niet hebben afgemaakt.

In het bancaire universum geldt God noch gebod

Ga maar na: in 2014 de #Luxleaks met data over belastingontwijkingsconstructies voor multinationals waar zowat alle megabanken in figureerden; in 2015 #Swissleaks met data over de klanten van de Britse megabank HSBC die Zwitserland gebruikten om hun smoezelige kapitaal voor de staat te verbergen; in 2016 de #Panamapapers met data over de cliënten van een Panamees advocatenkantoor waar, opnieuw, vrijwel alle megabanken in voorkwamen; in 2017 de #Paradisepapers met opnieuw een hoofdrol voor de megabanken; in 2019 de #Mauritiusleaks over de groezelige kapitaalstromen die door het gelijknamige Afrikaanse eiland lopen om belasting te ontwijken, met opnieuw een bancaire hoofdrol; in 2020 de #Fincenfiles waarin een boekje werd opengedaan over grootschalige dividendfraude waar alle Europese grootbanken aan meededen, waaronder staatsbank ABN Amro en ING; in 2021, de grootste tot nog toe, #Pandorapapers, met weer, het wordt eentonig, een hoofdrol voor grootbanken. En tussendoor waren er in Nederland rentemanipulatieschandalen (LIBOR) bij de Rabobank, witwasschandalen bij ING en toezichtschandalen bij ABN Amro. En nu dan dit lek bij Credit Suisse.

Als je dit zo op een rijtje zet, doemt het beeld op van een parallel universum van individuen en ondernemingen met veel geld die bij de grootbanken juridische en financiële expertise kunnen inkopen die niet beschikbaar is voor Janine-met-de-pet en die tot gevolg heeft dat de rijken rijker en de armen armer worden. In dat parallelle universum geldt God noch gebod. Belasting is er een keuze, niet een plicht. Regelgeving bestaat er om te omzeilen. En solidariteit of empathie of hoe al die mooie morele aandriften ook mogen heten, zijn er alleen voor zondag, niet voor doordeweeks. En de bancaire adviseur: hij at er goed van.

Wie het werk van Katharina Pistor kent, ziet meteen het probleem. Als alle financiële constructies ingebed zijn in wetgeving en als banken daar bovenop een publieke geldscheppingsfunctie hebben, dan gaat het niet aan om dat publieke mandaat te misbruiken voor het optuigen van een private vermogensbeschermingsindustrie die niet alleen ongelijkheid in de hand werkt en een karikatuur maakt van een meritocratische samenleving waarin welstandsverschillen ‘verdiend’ zijn. Maar die ook het aanzien van staat en politiek schaadt, de belastingmoraal ondermijnt, en ervoor zorgt dat staten op jaarbasis miljarden aan inkomsten mislopen waarmee ze de publieke sector opnieuw in de lak hadden kunnen zetten.

In 2008 klonk de alarmbel. Helaas zijn alle pogingen om megabanken te binden aan hun publieke mandaat gestrand op onenigheid onder critici, politieke desinteresse, de massieve lobby van de sector zelf, en het narratief dat winstgevende banken nodig zijn om hypothecaire leningen te verstrekken. Neem de commissie-Wijffels uit 2013: veel gesteggel over de buffers (drie of vijf procent) waardoor ze nooit meer is toegekomen aan de vraag of publieke geldschepping wel in goede handen is bij beursgenoteerde megabanken. Die vraag moet eindelijk worden gesteld. En het antwoord moet wat mij betreft een luid en duidelijk ‘nee’ zijn.