Aan een goede verzameling herken je de smaak en het ‘oog’ van de verzamelaar, en dat geldt ook voor de schilderijen van J.A. Fentener van Vlissingen en zijn echtgenote, M.M. Fentener van Vlissingen-de Pourtalès, tentoongesteld in Laren onder de weidse titel Impressionism & Beyond: A Wonderful Journey. Dat verwijst niet zozeer naar de kunstgeschiedenis van de impressionisten en wat daarna kwam, als wel naar de ervaring van de verzamelaars. Die zijn al zo’n veertig jaar bezig; de organisatie van de tentoonstelling is chronologisch, maar eigenlijk vooral bepaald door die smaak.

Die is niet hemelbestormend. Zeker, er hangt hier werk van Monet, Manet, Renoir, Signac, Matisse en Picasso, maar dat is niet de hoofdmoot, en die namen zijn niet per se met topwerken vertegenwoordigd. Picasso’s Tulpen en gladiolen uit 1901, bijvoorbeeld, is dan wel een Picasso, maar het is een ongerijmd stuk, iets van een beginneling, een zoeker zonder eigen handschrift, zeker niet briljant. Iets dergelijks geldt voor Monets gezicht op huisjes aan de Achterzaan in Zaandam. Dat is op zich leuk, natuurlijk, de schilder treft prachtig het Zaans groen van die houten pandjes, en die merkwaardig groen-bruine kleur van het slootwater, maar het is een rommelige, onsamenhangende compositie, en de lucht is bepaald onaf – zelfs voor een impressionist. Er zijn betere Monets.
Heel sterk zijn enkele van de tekeningen. Niet zozeer die herontdekte Van Gogh, het gezicht op De heuvel van Montmartre met steengroeve uit maart 1886, wat maar een saaie studie is, maar wel twee prachtige pastelschetsen van cabaretfiguren door Toulouse-Lautrec, en daarnaast drie ‘danseuses’ en een vrouw die haar voeten wast door Degas. Er is verder nog een prachtige Odilon Redon, een vrouw achter een tralievenster, en in de laatste zaal nog een heel mooie Matisse, een meisje in het wit met een groot boeket in een vaas. Ook de grote Vrouw met shawl van Kees van Dongen, die de tentoonstelling opent, mag er zijn.
Dat alles bij elkaar vaut le voyage. Het overige werk is bescheidener. Het schuwt het controversiële of het luidruchtige, en het past, zo viel me in, heel goed in het welgedane Gooise milieu. Op een enkel maanlichtstuk na is alles licht, en aantrekkelijk; alleen van Jan Sluijters hangt er een gezichtje op wat industriële gebouwen aan de Amsterdamse Kostverlorenvaart dat enige ruwheid in zich heeft. Er is een Kirchner, maar een brave; wat hier ‘fauves’ genoemd wordt zijn allesbehalve wildemannen. Het meisjesportret van Renoir lijkt zelfs geheel met rozenstroop geschilderd.
In die meer ingetogen smaak zitten niettemin een paar opvallende keuzes. Er hangt flink veel werk van Armand Guillaumin (1841-1927), die onder de impressionisten een beetje een minor painter is, maar hier goed voor de dag komt met vriendelijke rivier- en stadsgezichten. Ik heb ten slotte met veel plezier staan kijken naar De Eng, landschap met boekweit van Ferdinand Hart Nibbrig, die een fanatieke wielrenner was, maar natuurlijk vooral een heel fijnzinnige colorist. Ernaast hangt van hem ook een Gezicht op Zoutelande, dat puur pointillistisch is, maar die gelige boekweit, die een beetje vaag-stuiverig oplost in het vlakke, kalme landschap, onder een lila hemel – wie dat aan de muur heeft, mag niet klagen.
Impressionism & Beyond: A Wonderful Journey. Singer, Laren, t/m 6 mei; singerlaren.nl