Groter en lichter cafe was er niet. Plenty ruimte om misnoegen in onder te brengen. Want al wat er niet kwam op deze zaterdagmorgen, die bij elke nieuwe straathoek zo vreselijk op een zondagmiddag had geleken, was de croissant met jam. De jongeman liep wel gedienstig heen en weer, maar steeds maar met niets anders dan de fles Amer-Picon of drie Fosco. Uiteindelijk kwam er toch nog een banaanvormig baksel. Was wel een beetje laat naar bed gegaan. Maar jam blonk als mottige robijn. Naast allebei, soms heb je aan twee ogen niet genoeg, en onzijdiger zal het nooit klinken, het hoopje sla. Slasaladesaladesla. Uitgespuugd door het saladebeest. Croissant met sla. Zelfs Wim Schippers is daar nooit op gekomen. Welke cottonpicking jerk in Saskatchewan zou het bedacht hebben? Ging meteen in de map met goedbedoelde wreedheden.
Nog geen tweeeneenhalf uur later: zuurkool met banaan. Maar niet slecht. Waarom niet? Omdat er een plak gehakt bij was ingepakt. Ruig, rul gehakt kun je niet uit de weg gaan. Het geeft een merkwaardig licht gevoel tussen de wenkbrauwen. Zoals ooit tijdens de genoegens van het blaasvoetbal. Alsook zwaar gevoel in de knieen dat de vroegere nachtelijke portieken en klamme parkhekken weer doet leven.
Gewoon rottig gehakt. Niets om je kwaad over te maken. Je kunt er toch een glas wijn bij bestellen? Zoals twaalf van de zeventien keer smaakte die naar kurk. In De Balie zei Rottenberg destijds zelf dat het goed was dat ik er tot drie keer toe over klaagde. Daar leerden die jongens tenminste wat van.
Leren of laten leren, anders is er niet.
Rubriek
Ruig, rul
Om de weinige mensen die zich in deze vreemde stad zo vroeg op straat bevonden, gerust te stellen, vroeg ik ze maar vaak de weg. Naar waar de reiziger lafenis aan kon treffen.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1996/12
www.groene.nl/1996/12