Een klein jaar stond ik op met Rush Limbaugh. Als ik naar de raamloze badkamer liep of mijn ontbijt maakte in het ‘keukentje’ (een plank met een magnetron en een tafelkoelkast) hoorde ik dat hese, spottende stemgeluid door de deur die de verhuurkamers scheidde van de eigenaar. Het was een van de grote mysteries waarmee ik uit de Verenigde Staten vertrok. Mijn huisbaas was van een vriendelijkheid die ik in Nederland nooit heb meegemaakt. Als hij weg was, mocht ik zijn appartement gebruiken met alles erin en als ik toch wat miste, mocht ik zijn oogappel wel gebruiken: een klassieke sportwagen waar hij graag aan kluste (wat ik jammer genoeg niet durfde). Hoe was het mogelijk dat zo’n milde, zachte man, in een wijk waar Democraten sovjet-achtige meerderheden haalden, dagelijks luisterde naar zulke hatelijke drek?
Ik vermoed intussen dat luisteren naar Limbaughs radio best samen kan gaan met vriendelijkheid, maar het blijft hatelijk en blijft drek. ‘Insult radio’ noemde hij het zelf eens. En die groeide onder Limbaughs aanvoering uit van een marginale bezigheid tot de kracht die op z’n minst een deel van de weg baande voor Donald Trump. De opening daarvoor werd gemaakt in 1987, toen de Amerikaanse overheid de ‘fairness-doctrine’ introk. Die schreef voor dat elk radiostation, om een licentie te krijgen, aandacht moest geven aan ‘omstreden onderwerpen van algemeen belang’ en dat op een ‘eerlijke en gebalanceerde manier’. In de praktijk werkte die bepaling niet als een rem op partijdigheid maar wel op klinkklare leugens, verzinsels, gescheld en getier. Het einde daarvan zette de deur open voor mannen als Rush Limbaugh.
Limbaugh groeide op in de jaren vijftig en zestig in het aan de Mississippi gelegen stadje Cape Girardeau, in de plattelandsstaat Missouri. Hij kwam uit een familie van rechters en juristen maar had meer passie voor radio: op de middelbare school begon hij al bij de lokale zender. Hij probeerde een half jaar om te studeren, maar haalde niks en stopte ermee. De volgende paar jaar werkte hij bij stations in verschillende staten. Halverwege de jaren zeventig keerde hij terug naar Missouri, zag daar zijn radiocarrière stranden en besloot dat zijn loopbaan een ‘middelmatige mislukking’ was.
Hij werd sales-medewerker van het honkbalteam Kansas City Royals, maar het bloed kroop waar het niet gaan kon. Hij ging weer over politiek praten op de radio, werd al snel weer ontslagen, maar kreeg nu, halverwege de jaren tachtig, een show aangeboden in Californië. Eenmaal bevrijd van de fairness-doctrine dook hij in het gat van conservatieve tirade-radio. Er bleek een enorme vraag naar: binnen een paar jaar zonden radiostations door het hele land zijn show uit, en dat aantal zou groeien tot 650.
Het format was extreem simpel en extreem moeilijk. Limbaugh praatte namelijk twee, drie uur lang over alles wat hem bezighield, nam telefoontjes aan of praatte zelf alles vol. Wat het ongelooflijke was: je bleef ernaar luisteren, vanwege de onbeschaamdheid, extreemheid en grofheid, altijd met humor en spot gebracht. Als er dagelijks zulke stuitende dingen op nationale radio werden gezegd, wilde je toch ook wel weten wat?
Wat het onderwerp ook was, je wist dat je Limbaugh altijd aan lager wal kon vinden. Boze vrouwen: feminazi’s die emancipatie hadden verzonnen zodat lelijke vrouwen ook aan de maatschappij konden deelnemen – iedere kerel wist toch dat ‘nee’ vaak ‘ja’ betekent? Milieurampen: verzonnen door eco-fascisten. Aids: een homo-ziekte waarvan hij de slachtoffers wekelijks bespotte met ‘aids updates’. Afro-Amerikanen? Vanaf de kindertijd getraind om de VS te haten omdat ze niet genoeg bijstand krijgen. Tegen een Afro-Amerikaan die eens belde om repliek te geven, zei Limbaugh dat hij hem misschien kon verstaan als hij het bot uit zijn neus haalde. Als hij werd aangeklaagd, zei hij dat het humor was, moest hij toch betalen, dan deerde hem dat weinig: hij verdiende soms 85 miljoen dollar per jaar.
Dit alles creëerde een parallel universum buiten reguliere media om, waarin waarheid vloeibaar werd. Vrijwel alles wat Limbaugh zei was feitenvrij. Zijn uitzendingen draaiden niet om de politieke werkelijkheid, maar om het creëren van een verhaal, met beledigingen, verdachtmakingen en grappen, dat erop neerkwam dat elk denkbaar probleem de schuld was van de linkse elite en ‘gewone Amerikanen’ werden bedonderd. Elke samenzweringstheorie was waarschijnlijk waar als Democraten en liberals aan het ontvangende einde stonden.
Dat was verkeerd en hypocriet (de steenrijke Limbaugh bleef over arme Amerikanen praten als ‘wij’ en hekelde drugsgebruikers terwijl hij zelf verslaafd was) maar dat was beside the point. Luisteraars wisten, net als met Trump, elke dag waar hun opwinding/vermaak/ontzetting vandaan zou komen. Velen zeiden ‘natuurlijk’ te begrijpen dat het te radicaal en niet allemaal waar was, maar vonden het toch goed dat ‘bepaalde vragen werden gesteld’ – mijn huisbaas was er denk ik zo een. Veel fans konden ook prima om zichzelf lachen.
Maar tegelijk verspreidde Limbaughs radio, en die van imitators als Alex Jones, een gif door de samenleving van wantrouwen, wrok en frustratie. Terroristen als Timothy McVeigh en milities als de Proud Boys waren de top van de ijsberg die Limbaugh c.s. aan massa vergaarden. Trumps verkiezing legde dat bloot: de harde kern van de beweging – en hoeveel Amerikanen bereid waren het binnen de kaders van schappelijkheid te plaatsen omdat de echte schuldigen bij links zaten. Dat Limbaughs dood samenvalt met het einde van Trumps ambtstermijn had Limbaugh ongetwijfeld beschouwd als een teken ergens van. Laten we hopen dat het klopt.