Er groeien peren aan mijn oeroude perenboom en de gele kroosjespruimen worden van kroosgroen citroengeel, tot ze van de boom vallen en beurs zijn zodat ik er niets meer mee kan. De stokrozen hebben alleen nog zaaddozen, de Cosmea’s bloeien zo snel dat ik achterloop met het afknippen van dode bloemen. Hoe vaker je dode bloemen afknipt, des te meer nieuwe bloemen. Overdag is het een graad of 25, ’s nachts met een beetje geluk vijf. De vogels zijn al weer terug, en enkele zag ik nooit eerder bij mijn vogelvoederstation, zoals de gekraagde roodstaart, die ik overigens eerst aanzag voor een keep. Ik kocht een zak zomervoer en strooi onregelmatig, over een maand zal ik een grote ton mezenbollen kopen. Ik moet de eerstkomende bezoeker vragen twee of vier potten pindakaas mee te nemen uit Nederland. Hier in de Eifel heet pindakaas Erdnussbutter, en het is niet te vreten, zelfs niet door vogels. Ik wind me nergens over op; ik laat de massale vluchtelingenstroom gelaten over me heen gaan, heb er ook geen mening over, faillissementen van Nederlandse bedrijven met de naam Imtech boeien me niets, de tumor in het hoofd van oud-president Carter schud ik van me af, zelfs het weer in het zuiden van Afrika – elke avond op BVN gebracht door Gerrit Hiemstra of Marco Verhoef of Peter Kuipers Munneke of Willemijn Hoebert – laat me koud. Augustusrust. Straks rij ik met het bezoek naar Gerolstein om in een grote bouwmaterialenzaak naar badkamertegels te gaan kijken, het is tijd om de badkamer te gaan uit- en verbouwen. Zelfs in hond Jasper is een soort augustusrust neergedaald. Sinds hij van de ene op de andere dag besloten heeft bij me in de buurt te blijven bij het lopen, lijkt hij meer tevreden, zucht hij vaker diep en genietend. Let wel: in de buurt blijven zónder lijn. Los. Vrij als een hertje. Elke keer als hij naar een wesp hapt, roep ik ‘Nee!’ Ook honden kunnen doodgaan aan een anafylactische shock, ook honden kunnen de ziekte van Lyme krijgen, ook honden kunnen getroffen worden door kanker. Daar moet je allemaal maar niet te veel bij stilstaan. Zelf word ik zo nu en dan door een wesp gestoken. Als ik er meteen met een geschilde ui overheen wrijf en het vervolgens koel, gebeurt er niets. Als ik dat nalaat zwelt mijn been tot nijlpaardpootdikte, wordt keihard en voelt doof, en dat houdt een dag of vijf aan. Ik denk liever niet na over een wespensteek in de nek of hals. Ik zou waarschijnlijk stikken. Collega Pauline Slot was bij de Ikea in Koblenz. Daar heeft ze twee stoelen met de naam Ivar voor me meegenomen. Nu heb ik hier vier Ivars. Ze kostten twintig euro elk. Ik ging gisteravond op verjaarsvisite bij dakdekker Rudi. Die werd 66 en hij leeft nog. Dat vind ik heel erg fijn, hij had vreselijke kanker en tijdens de chemotherapie moest zijn galblaas er ook nog uit. Een lievere man als dakdekker Rudi bestaat niet. Ik had geen cadeau voor hem gekocht (omdat ik eerlijk gezegd zijn verjaardag vergeten was, en pas toen we met de twee Ivars in de kofferbak op de terugweg van Pauline Slot langs zijn huis reden en daar heel veel auto’s zagen staan, herinnerde ik het me), nam daarom een pot zelfgemaakte rabarberjam voor hem mee. Daar was hij erg blij mee. ‘Ich liebe Rhabarbera’, zei hij. Het is curieus, iedereen hier zegt – als grapje neem ik aan – Rhabarbera. Ik rasp er tijdens het inkoken verse gember doorheen. Die tip kreeg ik afgelopen juni van een Londense boekhandelaarster. Per Petterson hoorde de tip ook, maar trok er een vies gezicht bij. Misschien heeft hij geen rabarber bij zijn boerderij op het Noorse land. Nu geef ik de tip door, doe er uw voordeel mee. Het schijnt dat ik de lekkerste rabarber van de wijde omtrek in de tuin heb staan. Zelfs op het verjaardagsfeest heerste augustusrust, er werd niet geschreeuwd, niemand moest overgeven van de drank, Jasper ging zoet liggen op een houten bankje van dertig centimeter breed. Ongelofelijk hoe die dieren het zich gemakkelijk kunnen maken op en in onmogelijke plaatsen. Ik zag het en glimlachte. ‘Darf ich noch ein Stück Marmorkuchen essen?’ vroeg ik. Natuurlijk mocht dat. ‘Het bezoek’ van hierboven heet Annelore Kodde, die logeert hier drie nachten. Annelore heeft zes jaar geleden Boven is het stil tot toneelstuk bewerkt. Een prachtig toneelstuk was het, met Paul Hoes en Rick Paul van Mulligen. Toen ik het stuk zag begreep ik feitelijk pas echt dat ik dat boek had geschreven. Vreemd was dat. Zij is het beste bezoek wat je je maar wensen kan, door haar verdiept de augustusrust zich zelfs nog. Als ik zeg: ‘Ik moet nu naar de schrijfkamer, Marja Pruis heeft gemaild, er moet een column komen’, zegt ze: ‘Goed hoor’ en gaat een middagdutje doen of lezen in Het Rosie project van Greame Simsion. Bovendien spreekt ze uitstekend Duits, dus terwijl ik gisteravond een rondje door de feestgarage maakte, kon zij zich prima zonder mij met dakdekker Rudi onderhouden.

Augustusrust. Ik ben benieuwd hoe lang het duurt, er gebeurt altijd wel weer iets om alles te verstoren. Zoals bijvoorbeeld 1 september.