Nog zo’n woord dat Rutte veel in de mond nam: zijn ‘baan’. Het minister-presidentschap niet als ambt maar als broodwinning. Het zijn maar woorden natuurlijk en hij bedoelt het goed. Mark Rutte wil zich niet verheffen boven mensen die geen premier zijn. Hij is ook maar iemand met een baan. Geen weidse vergezichten, maar gewoon keuzes maken met schaarse middelen. Wie kan daar tegen zijn?

Ik. Want voor welke doelen worden de middelen eigenlijk ingezet? Daar hoor ik Rutte zo weinig over. Politiek gaat over die doelen. Bill Clinton had wel gelijk met zijn ‘it’s the economy, stupid!’: zonder lopende economie wordt het moeilijk regeren. Maar het onderscheidende van de politiek is daarmee nog niet benoemd, namelijk dat in het politieke proces de maatschappij en de staat vormgegeven worden. Veronachtzaam je dat, dan mis je als politicus de kern van je werk. Dan vat je die taak misschien op als het runnen van de BV Nederland. Alsof de maatschappij gereduceerd kan worden tot markt, de opvatting van wijlen premier Margaret Thatcher. Misschien deelt Rutte die opvatting. Jammer, want reductionisme verarmt je begrip en verengt je visie.

Wie als politicus weet dat hij de maatschappij vormgeeft, ontwikkelt een idee van de vorm die wordt nagestreefd. Een visie dus. Dat is natuurlijk juist wat we zo missen sinds de paarse kabinetten. Het woord ‘visie’ is die hele avond bij Zomergasten niet gevallen. Wordt hem dat verweten, dan spreekt Rutte graag van weidse vergezichten, gezweef dus. Meer iets voor dikbetaalde EU-bureaucraten toch? De premier houdt zich liever bij zijn baan.

Doelen, en niet slechts middelen. Kom op Mark, dát is je erfgoed

Dat wreekt zich. Je kunt het wezen van de politiek veronachtzamen maar niet uitschakelen. De maatschappij zal gevormd worden, linksom of rechtsom. Als gematigde politici als Mark Rutte en Hillary Clinton het nalaten, zullen populisten als Geert Wilders en Donald Trump het doen. Het gaat mij hier dus niet om Mark Rutte (ook al een aardige man), maar om een stijl van politiek bedrijven. Politicus zijn, premier zelfs, zonder waarneembaar benul van de toegevoegde waarde van politiek: het kan.

Eerlijk is eerlijk, Rutte begint dit door te krijgen. Hij voelt dat er een probleem zit ergens in de buurt van zijn schaarse middelen zonder duidelijke doelen, ergens achter die baan die gewoon gedaan moet worden. Hij vermoedt dat er iets mist maar heeft het nooit doordacht, dus heeft hij er geen vocabulaire voor. Dat uit zich in vrij knullige formuleringen over wat Nederland tot Nederland maakt en clichés als onze gedeelde waarden en het erfgoed van de Verlichting. Dat is nog geen visie, het is terugkijken. Het is ook napraten van wat Jan Peter Balkenende veertien jaar geleden al zei over waarden.

Misschien is het nog niet te laat. Misschien gaat Rutte binnenkort met een echt verhaal komen over waar Nederland heen moet. Dan krijgen we ook betere gesprekken dan dit verbale gekabbel tussen twee aardige mannen – heel prettig misschien, maar intussen geef je de onaardige mannen vrij baan. Rutte’s baan, nee zijn ambt, vraagt dat hij dat niet laat gebeuren. Hij heeft dat nu misschien bijna door. Maar dan moet hij wel bij gaan lezen.

Rutte is dol op lezen, vertrouwde hij ons die avond toe. Alle zeven delen van Voskuil nu al voor de derde keer, politieke biografieën, Thomas Mann. ‘Mann?’ reageerde een collega, ‘dan zeker Betrachtungen eines Unpolitischen?’ Hoe het ook zij, op de een of andere manier heeft de liberale voorman in zijn leeswoede de liberale politieke filosofie gemeden, of heel snel weer vergeten. Wie een liberale klassieker als John Stuart Mill (On Liberty) leest, ontmoet een heel ander ethos dan het bloedeloze, goedbedoelende pragmatisme van onze premier. Die komt een visie tegen, en een drang om die visie te verwerkelijken. Doelen, en niet slechts middelen. Kom op Mark, dát is je erfgoed. Doe er iets mee.