Ryan Adams heeft een nieuw album. Volgens de wetten van zijn eigen universum geldt: dat werd tijd. Het was alweer twee jaar geleden. Er waren jaren dat Adams drie albums uitbracht, en dan was een daarvan een dubbelalbum. Dat is dit album ook.
Een popjournalist vroeg jaren geleden aan Adams hoe hij dat toch deed, nummers schrijven met die frequentie, van dat vrijwel constante niveau, en met dat schijnbare gemak. Grappig dat hij dat vroeg, zei Adams; hij was hier in de kleedkamer net nog bezig geweest met een nummer, voor de journalist kwam. Het was bijna af. Of hij het misschien even wilde horen? Adams speelde het nummer, of in ieder geval wat daarvan gereed was. Misschien ging hij er dadelijk nog even aan verder werken, zei hij. Die avond speelde Adams in Paradiso. Tot verbijstering van de journalist kondigde hij een nieuw nummer aan, en speelde het nummer van die middag nu met zijn band, die ter plekke instructies van Adams kreeg.
Het werd een historische avond, ook omdat Adams toegift op toegift bleef stapelen. Buiten Paradiso stond inmiddels een enorme rij danspubliek, voor het late-avondprogramma. Maar binnen stond Ryan Adams, en hij was nog lang niet van plan op te houden. De keer erna dat hij in Paradiso speelde, haalden wel alle bezoekers het einde, alleen was dat tamelijk abrupt: opeens, in een nummer, liep Adams weg, van het podium af. Toen hij daar bij zijn eerstvolgende interviewsessies vragen over kreeg, reageerde hij ronduit boos: stond er soms op het kaartje dat hij zou spelen en vervolgens uitgebreid buigen? Hij had toch drie uur gespeeld? Nou dan.
Adams is verslaafd aan het lied, en hij schrijft er zoveel dat platenmaatschappijen het niet meer kunnen bijhouden, en fans evenmin. Hij is de Herman Brusselmans van de alternatieve country: iedere liefhebber heeft wel een paar werken van hem in de kast staan, maar niemand heeft ze allemaal, zoals niemand ook precies weet hoe die laatste ook alweer heette - of was er daarna alweer een verschenen?
Het nadeel voor Adams zelf is dat er een beeld is ontstaan van overaanbod: dat hij niet gewoon heel productief is, maar eigenlijk te productief. Dat hij alles maar uitbrengt, ook nummers die eigenlijk kliekjes zouden moeten zijn. Dat is wrang, want zijn laatste albums zijn allemaal prachtig. Niet dat Adams geen losse flodders de wereld in schiet, maar daar heeft hij andere kanalen voor: onder een veelvoud aan pseudoniemen zijn er op internet albums van hem te vinden in de meest uiteenlopende genres, tot aan de allerhardste metal. Want dat mag Adams graag benadrukken: dat hij zelf allerminst luistert naar muziek zoals hij die zelf maakt. Hij draagt het liefst een T-shirt van Iron Maiden.
Op III/IV klinkt Adams verre van verdrietig, verlaten of melancholisch - drie toestanden waarin hij floreert en waarin hij komt tot zinnen als ‘True love ain’t that hard fo find - not that you will ever know’. Hij staat ver van de country deze keer, maar nadrukkelijk in de rock en pop. Het is een dubbelalbum dat minder diepe sporen achterlaat dan zijn meest recente werk. Adams klinkt vooral gretig, opgeruimd en vitaal.
Het zal de reden zijn dat zijn nooit uitgebrachte, al lang aangekondigde cultalbum Suicide Handbook in 2010 opnieuw niet is verschenen.
Ryan Adams & The Cardinals, III/IV, label: Pax Am