Ousmane Dia met vriendin, de vader van Sanda Dia die doodging tijdens een doop van de Reuzegommers in België, 24 augustus, 2020 © Tim Dirven / ID

Pieter Huyberechts begint zijn boek Sanda Dia: De doop die leidde tot de dood meteen goed raak: ‘Alles verwijderen.’

Tijdens de ontgroening bij de Leuvense elitaire studentenclub Reuzegom is de twintigjarige Sanda Dia onwel geraakt, met gillende sirenes naar het ziekenhuis afgevoerd, en de eerste reactie van de studenten is: ‘Alles verwijderen.’ Alle foto’s, alle chatgeschiedenis, alles wat kan bewijzen dat Sanda door hun toedoen fataal onwel is geworden.

Zoals het in de bijbel staat: ‘De goddeloze vlucht, ook al is er niemand die hem achtervolgt.’ Wanneer ‘alles verwijderen’ je eerste reactie is, nog voor iemand je ergens om heeft gevraagd, dan weet je dus dat je fout zit. En zo weten we dus ook dat ze elk gevoel van verantwoordelijkheid missen. Dat is ook wat Huyberechts, verslaggever van Het Nieuwsblad, ontdekte toen hij achter de zaak rond het overlijden van Sanda Dia aan ging: de ontgroeners waren spoorloos, ze lieten advocaten het woord doen, sloten de rijen.

En toch brak Huyberechts daar knap doorheen, kreeg allerlei gewiste data boven water. Het verhaal dat hij opschrijft is bij vlagen te goor om waar te zijn: Dia stierf nadat hij al enkele maanden ‘schacht’ was bij Reuzegom – wij zouden dat ‘feut’ noemen –, wat betekende dat hij tal van vernederende opdrachten moest doen, huishoudelijke taken voor de oudere leden, die allemaal zouden leiden tot ‘de doop’: een ultiem weekend van vernederingen van hem en de andere kandidaat-leden waarna ze volwaardig lid mochten worden. Je denkt, voordat je het leest, dat je je wel iets bij vernederende spelletjes kunt voorstellen. Wat Huyberechts beschrijft is tien keer erger dan dat. Het is niet alleen dat de oudere leden de ‘schachten’ als openbaar toilet gebruiken, terwijl die half comateus van de verplichte alcoholinname op de steenkoude grond liggen. Maar ook dat ze liters visolie moeten drinken en een door de blender gehaalde muis, nog warm. Bij deze doop overleed Sanda Dia, in december 2018, een zachtaardige jongen van Senegalese komaf van wie z’n vrienden niet helemaal begrepen wat hij bij zo’n eliteclub wilde.

‘De goddeloze vlucht, ook al is er niemand die hem achtervolgt’

‘De corpsbal speelt de man met de grote bek, tot hij het echt is’, schreef Harry Mulisch in Het ironische van de ironie. En inderdaad, de corpsbal leert zowel bijdehand te doen als zich te onderwerpen aan de hiërarchie van de vereniging – op die manier, kun je beargumenteren, bereidt het corps je voor op de grote boze wereld, waarin je zowel voor jezelf moet leren opkomen als moet leren wanneer je mond te houden.

Waar Reuzegom je op voorbereidt lijkt alleen volkomen losgeslagen van de echte wereld. De Reuzegommers lijken weinig liever te doen dan elkaar met urine en fecaliën onder te smeren, maken grappen over hoeveel alcohol ze meisjes moeten geven zodat ze ze kunnen misbruiken, sporen elkaar aan stiekem filmpjes te maken als ze seks hebben met hun vriendinnen, bespotten daklozen en zingen op straat koloniale, racistische liederen – ‘Handjes kappen, Congo is van ons’ – verwijzend naar de gedwongen amputatie van handen van Congolezen die te weinig rubber zouden hebben verzameld.

Brusseprijs

Dit boek is genomineerd voor de Brusseprijs. De shortlist van vijf boeken wordt in deze serie besproken. Op 18 juni wordt de winnaar bekend gemaakt in een live-uitzending van het NOS-radioprogramma Met het oog op morgen.

Wat voor wereldbeeld zit daarachter? Dat alleen de allerhardsten, gemeensten, meest schaamtelozen vooruitkomen in de wereld? Het idee van ontgroening is vaak dat het onaangenaam is voor de aspirant-leden, maar dat die ervaring dan tenminste verbroederend werkt: samen komen ze er doorheen. Alleen tegen de tijd van de doop bij Reuzegom waren er nog maar drie aspirant-leden over – de rest was al afgehaakt. Hun vernederingen waren dus niet zo zeer verbroederend voor de aspiranten maar eerder voor de groep van ontgroeners, alsof die onbewust een groepsgevoel willen creëren door met elkaar samen af te dalen naar de diepste kelders van moraliteit. Sadisme als bindmiddel.

Huyberechts vertelt het allemaal heel filmisch – het boek is zo gemonteerd dat hij de korte hoofdstukken over Dia’s laatste uren doorsnijdt met hoofdstukken over de cultuur van en rond Reuzegom. Hij heeft een stortvloed van anekdotes, details en informatie losgekregen, heeft een zwijgcultuur opengebroken, kadert Reuzegom helder in de Vlaamse corporale tradities in. In interviews gaf Huyberechts aan dat hij met zijn boek studenten wilde waarschuwen voor de studentendopen. Uitgeverij Das Mag gaf om die reden heel sympathiek duizenden gratis e-books weg aan Vlaamse studenten.

Maar studenten waarschuwen is bijzaak, zou je zeggen, gerechtigheid van Sanda de hoofdzaak. Flodder, Kletsmajoor, Janker, Zaadje, Placebo, Shrek – Huyberechts noemt de Reuzegommers bij hun bijnaam en dat is allemaal logisch: ‘Ze zijn onschuldig tot het tegendeel is bewezen’, zegt Huyberechts terecht, alleen heeft Huyberechts te veel informatie boven tafel gehaald om dat te menen. Hij weet wie de ontgroeners waren, heeft de appgesprekken, heeft de beelden, en gaandeweg het boek dacht ik: had ze bij voor- en achternaam genoemd, had hun ouders genoemd, had precies verteld waar ze waren opgegroeid, op welke scholen ze hadden gezeten. Had ze ge-out, op zo’n manier dat iedereen die ze ooit zal googelen, wanneer ze ergens solliciteren of wanneer ze een vakantiehuisje willen boeken, weet: dit is moreel bankroet volk.