Er was al eerder een daling in schadelijke uitstoot geweest, maar die was toe te schrijven aan het inzakken van de wereldeconomie in 2008. Het afgelopen jaar was waarschijnlijk het eerste waarin de wereldeconomie groeide en de schadelijke uitstoot toch daalde (al is dat waarschijnlijk tijdelijk). Dat was een mooie opsteker, maar ook een herinnering dat de wereld niet gered zal worden door een internationaal verdrag, maar door wat mensen, bedrijven en regeringen doen zonder daarvoor een protocol of raamwerk te hebben getekend.

Wat het klimaat betreft hebben alle internationale onderhandelaars en ingevlogen ministers 23 jaar van mislukkingen en half-successen op hun conto staan, sinds de ondertekening van het Kyoto-protocol in 1997. Ook met de afname van CO2-uitstoot in 2015 hadden zij niets te maken: die lag vooral aan het feit dat China minder kolen stookte dan voorheen.

Het is nieuw aan onze tijd: dat de vooruitgang in mondiale doelstellingen afhankelijk is van wat China doet. Dat was soms al eerder zo, bijvoorbeeld wat de mondiale strijd tegen honger betreft. Jarenlang waren de successen die de Verenigde Naties presenteerden op het gebied van hongerbestrijding een weerslag van het feit dat China er steeds beter in slaagde zijn armen te voeden. Met China als grootste economie ter wereld – en grootste vervuiler – ligt ook de sleutel tot het klimaatprobleem in Beijing.

Het is voor westerse landen wennen om met China samen te werken aan wereldproblemen. Jarenlang werd het land beschouwd als een soort nieuwe Sovjet-Unie, met ouderwetse retoriek en lak aan internationale samenwerking. Maar in Washington wordt voorzichtig geopperd dat er een nieuwe tijd aangebroken is, met China als werkelijke partner waarmee pragmatisch te werken valt op mondiaal niveau. Al staan beide landen in Parijs toch weer tegenover elkaar waar het de controles op schadelijke uitstoot betreft – niemand in het Westen heeft zin om de Chinezen op hun woord te vertrouwen waar het vervuiling betreft.

Ook andere vertrouwde tegenstellingen spelen in Parijs op: zoals de scheiding tussen rijke en arme landen, of tussen landen die alleen doelstellingen willen afspreken of juridisch bindende verdragen. Maar er is wel een cruciaal verschil met de top in Kopenhagen van 2009, die een afgang was voor alle regeringen samen, die zich als ineffectief en ruzieachtig lieten zien. Nu wordt ook door iedereen die de onderhandelingen verslaat een groot verlangen uitgesproken naar het bereiken van een akkoord. Als bekroning van vijf jaar werk, en ook als saluut naar Frankrijk, dat zo hard getroffen werd door de aanslagen van vorige maand, en wiens politici zich zo emotioneel met dit akkoord verbinden. Maar bovenal als bewijs dat dit er allemaal toe doet: internationale onderhandelingen, leiders die elkaar ontmoeten, internationale studies die worden opgezet, overeenkomsten die worden ondertekend. Dit zijn onderhandelaars die willen bewijzen dat zij er zelf toe doen, wat belangrijke problemen betreft, dat internationale samenwerking ertoe doet. Laten we hopen dat ze gelijk hebben.