«Er zijn kameraden die de meest elementaire notie van politiek missen. Daardoor koesteren ze absurde ideeën, zoals de gedachte dat we in een tijd leven waarin kritische journalistiek noodzakelijk blijft.» (Mao Zedong)

Laten we even advocaat van de duivel spelen. We gaan niet ontkennen dat de Chinese overheid vijf maanden lang heeft geprobeerd een mysterieuze, soms dodelijke longziekte te verdonkeremanen. De ziekte, die van de wetenschappers de vreselijke naam sars kreeg, heeft zich inmiddels uitgebreid tot 28 landen en woedt vooral in haar geboorteland China. Ze dreigt de Chinese economie te ontwrichten en de wereldeconomie aan te tasten. En ze is een tijdbom geworden onder het Chinese politieke systeem.

Maar dat konden de Chinese autoriteiten niet weten toen de epidemie in november vorig jaar in de zuidelijke provincie Guangdong ontstond. De provinciale bestuurders reageerden zoals alle Chinese gezagsdragers sinds het begin der tijden reageren op slecht nieuws. Ze hielden de uitbraak dus geheim, een automatische reflex in een samenleving waarin het volk geen politieke rechten heeft en de regeerders aan niemand verantwoording schuldig zijn.

Op grond van de ervaringen van de laatste paar duizend jaar worden Chinese leiders geobsedeerd door de angst voor luan, chaos, en de daaruit gemakkelijk voortvloeiende gezagsondermijning. In die visie kan onaangenaam nieuws chaos in de hand werken. Daarom moet erover gezwegen of gelogen worden. Dat geldt vooral voor calamiteiten die, direct of indirect, de schuld zijn van de autoriteiten.

De recente voorbeelden zijn legio: rampen in kolenmijnen waar elementaire veiligheidsvoorzieningen ontbraken, de ontploffing van een school waar de kinderen vuurwerk moesten maken, gevallen van massavergiftiging, overstromingen die het gevolg waren van milieuverwoesting of het uitblijven van dijkversterking, een aidsepidemie in de provincie Henan, waar bloedbanken van de overheid naar schatting een miljoen boeren hebben geïnfecteerd met HIV.

Het is een typisch westers misverstand om te denken dat de Chinezen massaal uitbarsten in woede als ze merken dat ze door hun leiders worden belazerd. Die veronderstelling projec teert democratische waarden op een principieel ondemocratische samenleving.

De noodzaak van een autoritair bewind in een land met 1,3 miljard inwoners en een geschiedenis van rampzalige instabiliteit wordt de Chinezen met de paplepel ingegoten en door bijna niemand bestreden. Het is altijd communis opinio geweest dat voor de stabiliteit een prijs mag worden betaald. Bijvoorbeeld het achterhouden van gevoelig nieuws.

Na het uitbreken van sars reageerden de autoriteiten pavloviaans: geheim houden die zaak, en intussen maar hopen dat de ziekte in korte tijd zal wegebben. Een verantwoordelijke overheid zou direct hebben ingegrepen. Dan zou sars, zoals zojuist Vietnam heeft laten zien, snel zijn uitgeroeid. Maar in China is alles ondergeschikt aan de noodzaak tot stabiliteit, de volksgezondheid incluis.

Toen de berekening over een snelle verdwijning van de ziekte niet uitkwam, was dat geen reden om open kaart te spelen. Openbaar making zou immers hebben geïmpliceerd dat men in eerste instantie had gefaald. Dat gezichtsverlies kan een mandarijn zich niet permitteren. De media kregen daarom instructie om alleen het officiële, dus uitermate schaarse en geruststellende nieuws over sars te melden.

Had de centrale overheid dan niet direct kunnen ingrijpen? China is een sterk gecentraliseerde staat, maar in de praktijk hebben de lokale leiders een grote autonomie. Ze zullen Peking nooit in het openbaar tegenspreken, maar ze doen waar ze zin in hebben, onder het aloude motto: de bergen zijn hoog en de keizer is ver weg. Met het oog op hun carrière geven lokale leiders zelden of nooit slechte berichten door aan het centrum. Die gewoonte verklaart waarom ze, althans op papier, alle quoten die ze opgelegd krijgen ruimschoots halen, van het opgegeven percentage economische groei tot het aantal maandelijks te arresteren aanhangers van de geloofsbeweging Falun Gong.

Het begin van de epidemie viel samen met de wisseling aan de top van de communistische partij tijdens het zestiende partijcongres. Dat was een reden te meer om de ziekte niet aan Peking te melden. Medio februari kwam uit Guangdong eindelijk het geruststellende, zij het gelogen bericht dat de ziekte na vijf doden volledig was bedwongen. Uitgelekt is dat kort daarvoor Peking was ingelicht en dat van daaruit de order was gekomen: toedekken, censureren, bagatelliseren. Er werden zelfs geen gezondheidsinspecteurs naar Guangdong gestuurd.

Wie zat daar achter? Waarschijnlijk niet Hu Jintao, sinds november partijleider, maar kringen rond zijn voorganger Jiang Zemin, die van achter de troon nog lang aan de touwtjes hoopt te blijven trekken. Jiang is aangebleven als hoogste chef van het leger. Zeker vijf van de negen leden van de Vaste Commissie van het nieuwe Politburo kan hij tot zijn acolieten rekenen. Die besloten in te grijpen toen zich begin maart het eerste sars-geval in Peking voordeed.

Het opduiken van de ziekte in de hoofdstad werd als zeer gevaarlijk gezien voor een ongestoord verloop van het Nationaal Volkscongres, waarop de geheime selectie van de nieuwe regeringsleiders (Hu Jintao president, Wen Jiabao premier) zou worden bekrachtigd. Als men op dat moment de volksgezondheid belangrijker had gevonden dan de vermeende stabiliteit was het waarschijnlijk nog niet te laat geweest om afdoende maatregelen te nemen. Maar de oude politiek, vlees geworden in Jiang Zemin, trok aan het langste eind.

Centraal in de verdonkeremaningsoperatie in Peking stonden de militaire ziekenhuizen, die uitpuilden van officieel niet bestaande sars-patiënten. Intussen begon het de nieuwe leiders te dagen dat geheimhouding volmaakt contraproductief is. Want wat men had willen vermijden, is allemaal gebeurd: er is paniek uitgebroken, het toerisme is ingezakt, buitenlandse investeringen beginnen gevaar te lopen en het gezichtsverlies van het regime is immens.

Mijnrampen, een aidsschandaal in het binnenland, protestbewegingen van boeren en arbeiders, zelfs een aardbeving kun je geheimhouden, maar niet een epidemie die in vliegtuigen over de wereld uitvliegt. De sars-crisis is een botsing tussen de oude politieke cultuur van de potdichte geslotenheid en de eisen van een mondialiseringsproces waaraan China steeds meer meedoet. De politieke crisis rond de Tiananmen-revolte van 1989 kon het regime nog afdoen als een puur binnenlandse zaak. Met de sars-crisis is dat niet meer mogelijk.

Niet alleen het buitenland en de Wereld gezondheidsorganisatie protesteerden tegen China’s zwijgen. Ook veel Chinezen maakten van hun hart geen moordkuil. Op hun paniekberichten op internet, in e-mails en in sms’jes was de censuur niet berekend. Ten slotte trokken Hu Jintao en Wen Jiabao de enig mogelijke conclusie. Het slechte nieuws over sars is sindsdien niet meer gestopt.

Over het doorbreken van het zwijgen is achter de schermen een machtsstrijd uitgevochten tussen de oude garde rond Jiang Zemin en de nieuwe leiders. Het meest zichtbare resultaat daarvan is het ontslag van de minister van Volksgezondheid, de burgemeester van Peking en begin deze week van zestien lagere mandarijnen. Maar dit is hoogstwaarschijnlijk slechts het begin van een kolossale crisis van China’s oude politieke systeem, dat hopeloos achterhaald is in een wereld waarin transparantie, snelle actie en het afleggen van verantwoording vitaal zijn geworden.

Voor de oude garde is modernisering van het politieke systeem onaanvaardbaar, laat staan democratisering. Jiang Zemin is juist het product van de antidemocratische contrarevolutie van 1989, toen hij als een vrij obscure apparatsjik door wijlen Deng Xiaoping uit Shanghai werd gehaald ter vervanging van de in ongenade gevallen partijleider Zhao Ziyang, die te veel sympathie had opgebracht voor de democratiseringseisen van de betogende studenten.

Onder het bewind van Jiang Zemin is in China alles veranderd, behalve het politieke systeem. Iedere reële of potentiële bedreiging van de almachtige positie van de communistische partij heeft hij in de kiem gesmoord. Politieke verandering zien Jiang c.s. als het begin van het einde van de partijheerschappij, met als extra gevaar dat dan verantwoording moet worden afgelegd voor de gebeurtenis waarop hun macht teruggaat: het bloedbad van Tiananmen.

In het slechtste geval zal de oude garde het pleit winnen en na de sars-crisis resoluut een eind maken aan de beginnende openheid. Een volledig terugschroeven van de economische openstelling lijkt bijna onmogelijk, maar het is niet uit te sluiten dat de ultraconservatieven, die jarenlang oud-premier en oud-parlements voorzitter Li Peng als voorman hebben gehad, zullen proberen de invloed van de boze buitenwereld terug te dringen.

Niemand heeft toegang tot de duistere paleizen waarin de Chinese leiders hun machtsstrijd uitvechten. Maar je hoeft geen helderziende te zijn om te weten dat Hu Jintao, nog maar een paar maanden terug buiten het partijapparaat een volslagen onbekende, al direct na zijn aantreden vecht voor zijn politieke overleving. Hij moet eerst de sars-epidemie, product van het ancien régime, binnen afzienbare tijd zien te bedwingen. Dat zal hem bij het volk een heldenstatus geven die hem sterk genoeg zal maken om zich te ontworstelen aan de greep van zijn mentor Jiang Zemin. Daarna kan hij zich profileren als een verantwoordelijke, moderne leider, die wars is van de moorddadig gebleken praktijken van de oude politiek.

Het zijn nog slechts speculaties, maar alles wijst er wel op dat er onder Hu Jintao, mits hij niet wordt geveld door een oncontroleerbare uitbreiding van de epidemie, meer openheid en tolerantie zullen komen. Dat is nog geen democratie, maar wel een belangrijke aanzet in die richting. Het zal het ongewilde gevolg zijn van de criminele manipulatie van onwelkom nieuws.