Jarenlang ben ik in mijn nachtmerries bezocht door de hand die langzaam verder graaide in de rugzak van mijn reisgenoot. Het was aan de Tsjechisch-Poolse grens in de trein naar Warschau en om middernacht kwam de douane langs. Jong waren we, en overmoedig – én beladen met een kleine halve meter boeken in het Pools, clandestiene uitgaven uit Londen en Parijs. Het is de enige keer dat ik daadwerkelijk heb bijgedragen aan verzet tegen de sovjetdictatuur.
We waren links, zoals toen te doen gebruikelijk, al was niet iedereen dat in dezelfde mate van verblinding. Over het Oostblok maakte ik mij in ieder geval geen illusie, en rondom mij kende ik ook niemand die dat deed. Onder de linksen was ik ongetwijfeld uiterst rechts, anders dan de cpn-adepten of Asva-leden die ik alleen van horen zeggen kende en die anderhalf decennium later plotseling moesten ontdekken hoe verschrikkelijk ze zich hadden vergist. Van de weeromstuit omhelsden ze met nieuwe moed liberalisme, feminisme, fortuynisme of de dierenrechten – nog altijd even goedgebekt en niet zichtbaar door spijt of schuldgevoel gehinderd.
Links noem ik mijzelf nog altijd, al lijkt daar intussen wél een ware heroïek voor nodig. De eretitel van toen is nu ontmaskerd als een giftig mengsel van politieke moedwil en onnozelheid waaraan volgens een nauwelijks nog weersproken urban legend niemand ooit ontsnapte. In Trouw van 23 september mag de van oorsprong Poolse journalist en ex-vluchteling Sasza Malko terugblikken op wat ook hij ‘de Nederlandse linkse gekte’ noemt. Bemoedigend is dat niet. Nederlandse vrienden die hij op hun Poolse reizen boeken meegaf, bleken gauchistische scherpslijpers die weigerden naast Adorno en Marcuse ook ‘die rabiate anticommunist Solzjenitsin’ mee te nemen.
Waarom is mijn herinnering zo anders dan die van Malko – en van zovelen die nu verketteren wat zij ooit even gloedvol preekten? Kwestie van verkeerde vrienden misschien, op wie Malko al even monolitisch reageerde. Wie er vandaag de dag nog trots op is destijds de Amerikaanse interventie in Vietnam te hebben verdedigd, getuigt niet van een groot vermogen om van de geschiedenis te leren. Malko en de toenmalige linkse bende waren kennelijk aan elkaar gewaagd.
Misschien heb ik hem daarom nooit ontmoet. Welk kende ik zijn naam, die rondzong op het bureau van Amnesty International waar ik vrijwillig werkte. Daar kreeg ik, via een ander, mijn boekenstapeltje voor Polen mee. Veel politieke studies en een dichtbundel van Mandelsjtam, herinner ik me. En Solzjenitsin, ja warempel, ook die zat ertussen. Ik was al blij dat ik althans hém thuis kon brengen – naast de paar pakken Douwe Egberts-koffie die ook mee moesten. Zelfs dat leek mij volstrekt vanzelfsprekend. Over de Poolse koffie maakte ik mij ook al geen illusies.
Noch de koffie noch de boeken werden gevonden aan de Tsjechisch-Poolse grens. Wel een pas verschenen Anton Koolhaas, die de douaneman minachtend in een hoek smeet. Had hij wél iets aangetroffen, dan was de koffie ongetwijfeld het belangrijkste geweest. Dat bleek ook bij aflevering ervan, ergens in een flatje in een buitenwijk van Warschau. Tot op de gram nauwkeurig werd het spul verdeeld, voordat de ideologie kon worden aangesneden. ‘De beste vacantieadressen, de leukste contacten’, schrijft Malko zijn Nederlandse porteurs de valises te hebben bezorgd. Dat viel wel mee. Opwindend was het wel, zo’n kijkje in de Poolse ondergrondse, maar na een paar uur leninisme versus kapitalisme ook tamelijk eentonig. Scherp slijpen konden ze daar even goed.
Spijt heb ik, ondanks mijn angsten achteraf, van mijn bescheiden smokkel nooit gehad. Het was zoiets als burgerplicht, die zich niets aantrok van het feit dat ook de andere helft van de wereld soms kritiek verdiende. Noch voor mij, noch voor talloze anderen hield ze daarmee op een vrije wereld te zijn – een uitdrukking die alleen door sommige luidruchtige idioten van aanhalingstekens werd voorzien. De idee dat een overtuiging alleen telt wanneer ze bij gratie van de tegenstelling leeft, is even primitief als ze aantrekkelijk en duurzaam blijkt.
Verwonderlijk is dat niet, want in het vereenvoudigde universum waarin zo’n visie zich begeeft is ze vanzelf uiterst effectief. Elke twijfel die haar tot onderscheidingsvermogen zou kunnen dwingen is haar vreemd, en dus kan zij zich ervan overtuigd weten dat haar doel ieder middel billijkt. Toegegeven: tot deze groep van politieke drijvers behoort Sasza Malko niet. Hij is alleen maar door hen ingehaald en ziet zijn vaantje plotseling meewaaien met de gedraaide wind. Overmoedig verloochent hij nu wie hem indertijd ter wille waren, al was hun overtuiging toen al evenwichtiger dan die van hem. Zo maken politieke vrienden vijanden intussen overbodig en wordt de wereld weer een beetje onverstandiger.
Sasza, bedankt.