Ik zat in de auto toen ik dat dacht, ik had net een bezoek afgelegd aan een vriendin die in Oxford woont. Ik kan het maar beter allemaal precies vertellen, en het niet anders proberen te maken dan het is. Al heb ik altijd een beetje een hekel aan verhalen die verteld worden vanuit een comfortabel ‘we’.

We zaten dus in de auto, en we hadden net een bezoek afgelegd aan die vriendin die we van vroeger kennen. Drie keer we meteen maar. In een verleden tijd hebben we vakanties gevierd met die vriendin, haar man en hun dochtertje. Het dochtertje woont inmiddels in Frankrijk, de man woont elders in Oxford met een andere vrouw. Nu ik dit zo opschrijf vind ik de werkelijkheid nog lelijker dan die toch al is. Het liefst had ik toch gewoon eeuwig bij hen aan de keukentafel gezeten, in dat gekke rommelige huis vlak achter Cowley Road. Ik dwaal af, zoals dat gaat als je precies wil zijn.

‘Ik heb een verrassing voor jullie’, daar begon het mee. Ze had de lunch voor ons klaar staan, wijn, maar eerst moesten we iets zien, zó leuk. ‘Weten jullie nog onze vakantie op Alderney?’

Nou en óf we die nog wisten, of laat ik nu maar weer even voor mezelf spreken: natuurlijk herinnerde ik me die vakantie. We hadden er gezwommen en gefietst, de dingen gedaan die je doet als je met twee gezinnen met kleine kinderen op pad bent, lol gehad en ruzies gedempt, schelpen gezocht, de papegaaiduiker ontdekt.

De vakantie was echter voor eeuwig in een navrant licht komen te staan, toen ons een paar weken erna werd verteld dat de vriendin een dag voor we elkaar op Alderney troffen van haar man, onze vriend, te horen had gekregen dat hij niet alleen al jaren een ander had, maar ook nog een kind. Hadden we echt wel plezier gehad – opeens stond die vraag in schrille letters aan het firmament geschreven. De zwarte kaftan waarin zij twee weken gehuld ging, was dat in plaats van een luchtig gewaad eigenlijk een rouwkleed geweest?

‘Bij het opruimen van de foto’s vond ik filmopnamen van die vakantie!’ jubelde ze.

Een videocamera hebben we gelukkig nooit gehad, stel je voor, wat moet je met die banden?

Om twee redenen snapte ik dat jubelen niet helemaal. Omdat het dus een beladen vakantie was achteraf gezien, de laatste ook in deze samenstelling, en omdat ik video-opnamen nog erger vind dan foto’s.

‘En jullie staan erop! You’re gonna love this!’

Het begon me te dagen dat het haar vooral voor óns heel leuk leek. De kinderen nog klein, jijzelf nog piep, wie wil dat niet graag terugzien? Ons beider adem hóórde ik in de keel stokken. We zijn er allemaal nog, wat was ons probleem?

Daarover dacht ik dus, toen we weer terugreden, richting Londen, waar zoon en dochter op ons wachtten. Ik had de afgelopen maanden thuis van alles opgeruimd, maar de kast met fotoboeken en -dozen onmiddellijk weer hard dichtgedaan. Nostalgie is leuk, maar je moet er kennelijk de leeftijd voor hebben. Ik ben al lang het verlangen ontgroeid om terug te blikken. Bij iedere doos die me aangrijnst denk ik voornamelijk ‘help’. En een videocamera hebben we gelukkig nooit gehad, stel je voor, wat moet je met die banden? Ik dacht aan de dozen met dia’s uit ons ouderlijk huis die mijn broer in zijn garage heeft opgeslagen. De fotoalbums van mijn ouders die ik hier op de logeerkamer heb proberen weg te stouwen boven in de kledingkast.

Ondertussen is zo’n filmopname van jaren her daarmee natuurlijk wel des te bijzonderder. Uniek materiaal. Stilletjes hadden we er op de bank naar gekeken, de vriendin veel te hard lachend op een stoel ernaast. Onze dochter die eindeloos voordeed hoe ze al onder water durfde te zwemmen, onze zoon die zich in ondiepe zee liet rondzwieren door zijn vader. Het was te veel, en het was te weinig. Nu wilde ik ook uren ongestoord naar hun gezichten van dichtbij kijken, de band terugspoelen, het boek waarmee ik me op het strand had verschanst verre van me werpen, de zee in duiken, naar ze toe rennen, onder water zwemmen, rondjes zwieren.

Maar zo’n moeder was ik helemaal niet.