
Het was beter om te lopen op de vrijdag van de inauguratie. Het meeste bovengrondse openbaar vervoer was volkomen ontregeld, en taxiservices zaten overvol. Anekdotisch, maar toch: de avond voor de inauguratie, op donderdag, vertelde een collega dat zijn Uber-chauffeur met opzet niet ging rijden op vrijdag: ‘Geen zin in die mensen.’ Het leek er sterk op alsof zij niet de enige was die zich op die manier verzette tegen wat komen ging.
De sfeer in de stad was vreemd onbestemd. Er was het besef van het einde van een periode in de Amerikaanse geschiedenis die, hoewel verre van volmaakt, onder de streep toch zeer goed was geweest. En een milde misselijkheid om de realiteit van Trump – althans wat mezelf betreft. De mensen met hun Make America Great Again-petjes moeten zich uitgelaten hebben gevoeld, al leken ze ook niet zelden schichtig uit hun ogen te kijken: ze wisten ongetwijfeld dat ze in de hoofdstad niet op veel sympathie hoefden te rekenen.
Richting downtown doken de eerste militairen en militaire voertuigen op: de trucks en humvees op kruispunten, aangevuld met lege stadsbussen die overdwars op de weg stonden, bedoeld om een aanslag zoals in Nice of Berlijn te voorkomen. Maar iedereen liep ondertussen kriskras door alles heen, wat de merkwaardige indruk gaf dat de militaire aanwezigheid op de meeste plaatsen niet echt ergens toe diende. Er werd gedemonstreerd op diverse plaatsen in de stad, maar schijnbaar zonder geloof en overtuigingskracht. Zelfs de demonstranten van de meest geharde, radicale bloedgroepen leken meer bezig met een pose dan met iets waar overtuigende energie en urgentie uit bleek.
De Democratic Socialists of America hadden zich verzameld op McPherson Square, van waaruit verschillende groepen zich splitsten en door het noordelijke deel van het centrum trokken. ’s Ochtends waren er ruiten ingeslagen bij banken en een Starbucks, en was een limousine in de fik gestoken. Anarchisten en antikapitalisten uit het zwarte blok. Er was iets vreselijk beledigends aan de hele toestand. De slecht geacteerde verontwaardiging van liberalen op televisie en sociale media over de slooppartij; de slooppartij zelf; het optreden van de politie. Niet om geweld tegen de symbolen van de macht nu uit principe af te wijzen – maar als het niet boven de suggestie van willekeur uitstijgt, er niet in slaagt om betekenisvol te lijken, wat is dan het punt van een brandende vuilnisbak?
Een stoet vertrok vanaf McPherson in noordoostelijke richting, vagelijk in de richting van het Capitool. Daar kon niemand komen, maar misschien was er daar meer energie dan op het plein zelf, waar men vooral bezig leek te zijn met het verkopen van posters waarop Trump als Hitler was afgebeeld, en waar mensen tamelijk flauwtjes rondhingen. Op 11th en L-street was een groep demonstranten, een gemengde groep – zowel anarchisten als minder agressief uitgedoste types – onder een standbeeld van Edmund Burke ingesloten door de politie. De stoet waarin ik meeliep toog ernaar toe en probeerde een soort menselijk schild te vormen om de politie ertoe te bewegen de demonstranten te laten gaan, maar na een patstelling van ongeveer een kwartier met beledigingen aan het adres van de politieagenten en gratuite slogans die te groot waren voor hoe pijnlijk klein de situatie was (‘The world is watching!’ – alsof er een strijd op leven en dood met een moorddadig regime werd beslecht) besloot de oproerpolitie dat het welletjes was geweest en schoot een paar traangasgranaten in de menigte. Flashbangs volgden, en de meeste demonstranten stoven weg. De anarchisten begonnen met stenen te gooien. Boven de stoet cirkelde een helikopter.
Vrijdag was een dag om voorgoed misantropisch van te worden. Het schelden op de politie, de provocaties, de buitenproportionele reactie van de oproerpolitie: het leek allemaal voorspelbaar en betekenisloos op het banale af – als een van alle inhoud beroofde choreografie, een rituele dans waarbij zowel de demonstranten als de politie natuurlijk de rol speelden die ze door de orde der dingen was toebedeeld. Maar zonder enige overtuigingskracht. Fik, stenen, traangas en flashbangs: goed voor de nieuwszenders en de types met echokamers achter hun ogen die er aan tafel in de studio op mochten reageren. Allicht, er moet plaats zijn om machteloosheid af te reageren – en een paar gesneuvelde ramen en een uitgebrande auto vallen in het niet bij de ravage die Trump en zijn administratie zullen aanrichten in de levens van talloze, meestal kwetsbare Amerikanen, dus we moeten niet te gevoelig zijn over die dingen. Maar alles scheen zo ondraaglijk vrij van enige morele serieusheid. Beeld en geluid zonder coherentie of boodschap. Maar misschien kon het niet anders. De hele stad was immers het decor van iets vreselijks. Van een ritueel dat te waardig voelde voor de man die eraan werd onderworpen, gecombineerd met protesten die even misplaatst hun danspasjes uitvoerden – traangas en flashbangs als omlijsting van de finale – terwijl er verderop een rede, een parade, een officieel welkom door de vertrekkende president, en een gala werden opgevoerd.
Alles was beledigend vrijdag. Trump die een hem ten diepst misstaande waardigheid werd gegund door de symbolen van de republiek; zijn agressieve nationalistische toespraak; de smoelen van zijn aanhang die half triomfantelijk, half benauwd door de stad schuifelden, de meestal zwarte, arme, straatverkopers die shirts en petjes met daarop het portret van een president die hen minacht aan de man probeerden te brengen, de demonstranten die met hamers naar het centrum waren gekomen omdat ze al vooraf hadden besloten dat er iets kapot moest – alles. Als het niet beledigend was in politieke zin, dan pleegde het wel een aanslag op de goede smaak. In de metro terug zat een gezin waarvan vader en zijn twee zoons zichzelf in een Trump-pak hadden gehesen: de vette rode das op het witte hemd en de net iets te lomp gesneden schouders gaven het weg. Naast het feit, natuurlijk, dat ze alle drie zo hun best hadden gedaan om dezelfde outfit te dragen. Onder het toeziend oog van hun moeder deed de vader een poging de das van zijn oudste zoon te knopen. Uiteindelijk zat de das toepasselijk genoeg even slecht als die van Trump zelf vaak zit. Een halte verderop kwam een pluk rode petjes binnen en begon luid ‘U-S-A, U-S-A!’ te scanderen. Waarom werd niet duidelijk – niemand in de coupé had aanleiding gegeven te denken dat we ons op dat moment ergens anders dan de Verenigde Staten bevonden, of zelfs dat het nodig was de andere reizigers met pseudo-patriottische herrie te intimideren. De enige verlichting kwam van de overzijde van het gangpad, waar een vrouw in reactie voor zich uit fluisterde: ‘Eén, twee, drie, weg met de bourgeoisie.’
De misantropie van vrijdag raakte tegen het einde van de dag vermengd met het bange voorgevoel dat de Women’s March een dag later een grote deceptie zou worden. Té algemeen, té veel sterren die zouden optreden, té veel een dagje uit voor het halve gezin. Maar zo gruwelijk als vrijdag was, zo bracht zaterdag catharsis in overvloed. Naar schatting stond een half miljoen mensen op de National Mall, een aanzienlijk groter aantal dan aanwezig bij de inauguratie de dag ervoor. Wat het cynisme deed verdampen was, om het met een lelijk woord te zeggen, de authenticiteit van het alles. Er was geen gezicht te zien zonder ernst of oprechtheid, of zonder enthousiasme over het besef dat er iets historisch gaande was. De ogen stonden anders dan die van de demonstranten een dag eerder.
De camarilla rond Trump moet hetzelfde ervaren hebben – een andere reden voor de krankzinnige vete met de pers over de grootte van de menigte bij de inauguratie is moeilijk denkbaar. Maar het is ook vreemd bevredigend. Trumps administratie verkeert permanent op voet van oorlog met de werkelijkheid, en als gevolg ervan is er niets waarvan men zo zenuwachtig wordt als de morele oprechtheid en ernst van een mars zoals die van zaterdag. Niemand was onder de indruk van de demonstraties op vrijdag – op zaterdag was er paniek en kleingeestigheid en broeierige leugenachtigheid uit de buik van het Witte Huis. Morele toewijding en onverzettelijkheid waren alles wat nodig bleek. De mars was echt. Dat is misschien, ondanks alles, misschien genoeg voor een sprankje hoop.