Het eerste huis is in Italië goud waard als het gaat om lage onroerendgoed- en vermogensbelastingen, gas-, elektriciteits-, vuilnis- en waterrekeningen en sociale lasten. Tweede huizen worden echter sinds de regering Monti (2011) veel zwaarder belast als er niemand daadwerkelijk woont. Om dit te controleren worden buren door de fiscus uitgehoord, het levenspatroon wordt tegen het licht gehouden, pingedrag, sportclubs, afschriften, alles telt mee voor de grote vraag: waar woont u echt?
En zodoende heeft de term ‘nepscheiding’ officieel zijn intrede gedaan in het Italiaanse woordenboek. Dankzij koppeling van alle gegevens, en dankzij de nationale bond van advocaten die het ook een beetje zat was om glunderende ‘furbi’ (handigerds) uit de rijke kringen aan een nepscheiding vol fiscale voordelen te helpen. ‘Het is gewoon hetzelfde als je geld clandestien naar het buitenland sluizen ten nadele van wie de derde week van de maand niet eens haalt’, aldus de voorzitter van de Italiaanse advocatenbond Gassani. De schatting tot nog toe is zeven procent van het aantal echtscheidingen, wat op een totaal van bijna drie miljoen aanzienlijk is.
Wie echt moet scheiden wegens algemene malaise, crisis, onhoudbare verhoudingen en dubbele werkloosheid, heeft een heel ander verhaal. Meestal is niet eens een eerste huis voor handen, en trekt de gescheiden zoon weer in bij de ouders. Het aantal ‘verloren zonen’ dat op zijn veertigste, vijftigste weer zijn intrek neemt op de jongenskamer is inmiddels 167.000. De gepensioneerde ouders zijn wanhopig, maar klagen niet. Want je zoon is je zoon in Italië, voor altijd. Moeder kookt weer voor drie, vader die snurkt verhuist van de jongenskamer naar het bankbed in de keuken voor de tv, en de gescheiden zoon zit op zijn kamertje voor de computer. Of hij nooit weg is geweest.