In het Wetboek van Strafrecht geldt schelden in beginsel als een strafbare opzettelijke belediging en, in het openbaar gedaan, als een aantasting van de leefbaarheid van de publieke ruimte. In de praktijk levert de interpretatie van de uitlating en de bedoeling ervan echter problemen op. Het accent ligt op het krenken van iemands ‘waardigheid’ die hem in het maatschappelijk verkeer toekomt. Dat kan zijn op grond van groepskenmerken, zoals ras, of een of ander maatschappelijk taboe. Uitlatingen die geen scheldwoorden zijn, kunnen toch beledigend zijn als ze minachting uitdrukken. De toon, de non-verbale houding en de context zijn medebepalend. ‘Homo’ zeggen tegen een agent ligt anders dan dit roepen tegen een in roze hotpants geklede man tijdens de Gay Pride. Toch zit het ook in het woord zelf. Stel dat er tegen de politieagenten op eenzelfde provocerende schimpende toon was geroepen ‘hetero’? Kennelijk had ‘homo’ voor de politieagenten een negatieve connotatie, want natúúrlijk zijn zij geen softe mietjes.

Er zijn tientallen voorbeelden van schelden dat als strafbare belediging is opgevat. Tegen een meisje werd vorig jaar proces verbaal opgemaakt toen ze op de Dam liep in een T-shirt met daarop ‘Beatrix is een hoer’. Hoe zou dit zijn geweest als er had gestaan ‘Maria is een hoer’ of ‘Mabel is een hoer’? Bij ‘hoer’ gaat hetzelfde op als bij ‘homo’: wordt het geuit om iemand te minachten, dan kan het tot een boete leiden. Is het gericht tegen functionarissen, ambtsdragers en hoogwaardigheidsbekleders, dan maakt het meer kans bij de rechter dan schelden tegen gewone burgers in de openbare ruimte.

De scheldcultuur van relatieve onschuld is in de laatste vijftien jaar in hoog tempo veranderd in hard verbaal vandalisme. De Nederlandse burgers staan in het buitenland te boek als zeer assertief en mondig – lees: grof – in de omgang.

De verschuiving naar verruwing uit zich ook op het terrein van schelden op buitenlanders. Gold er tot begin jaren negentig een taboe op iedere negatieve verwijzing naar etniciteit, ras en geloof (met als moreel ijkpunt de Tweede Wereldoorlog), op de vleugels van de ‘nieuwe politiek’ gingen de teugels los. Internet is hét publieke domein geworden van ongegeneerd, veelal racistisch, schelden. Over en weer: van Hollandse kaaskophomo’s tot geitenneukers. Etnisch kwetsen staat echter altijd op zichzelf en mag nooit als reactie op politiek correct gemaskeerd taalgebruik worden goed gepraat. Die scheidslijn wordt nog altijd bewaakt door artikel 137 van het Wetboek van Strafrecht.