Het is 5 mei, 00:39 uur. Terwijl ik pas een half uur geleden mijn bed in ben gedoken, sta ik weer op. ‘Waar ga je heen?’ vraagt mijn broer. Net voordat ik mijn ogen dicht wil doen, bekijk ik nogmaals snel de kranten. Mij bereikt via een vriendin het nieuws dat racistische tweetende imbecielen kotsten over Güner Tuzgöl, de scholier die gisteren op de Dam een zelf geschreven gedicht voordroeg. ‘Fock. Wat?’

Güner Tuzgöl, de scholier die gisteren tijdens Dodenherdenking op de Dam een zelfgeschreven gedicht voordroeg. © Screenshot NOS

Ik weet nog dat ik samen met mijn buurjongen, die twee etages lager woonde dan ik, wel eens mens-erger-je-niet speelde. Samen met onze oudere buurman. ’s Avonds, in ons portiek. Telkens vertelde mijn buurman over zijn fascinatie voor de oorlog, en zijn eigen jeugd in de tijd na die periode, waarin vele zielen vergingen: de Koude Oorlog. Van zijn verhalen, die mij intrigeerden en waarvan ik er telkens meer wilde weten, herinner ik me nog weinig.

Een keer liet hij een laars, destijds gedragen door een soldaat, en een wapen zien. Het was een mes. Die buurjongen en ik waren onder de indruk. We mochten meer van zijn verzameling zien. Terwijl de buurman ervoor zorgde dat de hond de woonkamer niet meer uit kon – mijn vriend en ik waren, eigenlijk zijn, bang voor honden – liepen wij zijn gang door. Achterin stond een vitrine, leunend tegen de muur. Zijn verzameling legervoertuigen verbleef in zijn glazen kast. Hij haalde een tank eruit. Terwijl mijn buurman het groene autootje in zijn linkerhand hield, demonstreerde hij hoe de wielen van zo'n ding werken. Diezelfde nacht verslond ik filmpjes over de oorlog.

Misschien was deze buurman de reden waarom ik tijdens mijn gehele schoolcarrière vier keer mijn spreekbeurt over Anne Frank hield. Eén keer zelfs in het Engels. Ik vertelde over haar dagboek, familie, hoe zij onderdoken. Al die keren gaf ik mijn klasgenoten een rondleiding door het Achterhuis, online.

Altijd al wilde ik naar Amsterdam toe om het Anne Frank Huis te bezoeken. Deze wens kwam dit schooljaar uit. Voor de kerstvakantie bezocht ik samen met de gehele bovenbouw van onze school Amsterdam, en een museum, dat we zelf mochten uitkiezen. Uiteraard bezocht ik, samen met een groep havo’ers, vwo’ers en twee docenten de schuilplaats.

Vooraf vertelde een vrouw ons over Anne, de politici van toen, de selectieve vrijheid van toen, de ideologie van toen, over toen. Ondertussen legde ik stilletjes, terwijl ik van pijn langzamerhand in elkaar zakte, bij veel dat de vrouw vertelde lijntjes met nu. Met dat wat in ons eigen land gebeurt en zoveel dat elders gebeurt. ‘Zien we verbanden met vandaag de dag?’ vroeg ik aan haar. ‘Ja’, zei ze. Dat was ook de reden waarom het verzet van de afgelopen dagen, door mensen die de Nationale Dodenherdenking tot een aangelegenheid van henzelf hebben gemaakt, tegen het initiatief van Rikko Voorberg en Matthijs Jaspers veel met me deed. Evenals het feit dat er – ook – geen drieduizend witte papieren kruizen gelegd werden op de Nieuwmarkt.

Men wilde even denken aan een stukje verleden dat vandaag de dag nog leeft. ‘Fock’, riep ik, weer. Spijtig dat het niet gebeurde. Juist voor onder meer dat soort zielige figuren op sociale media zou het goed geweest zijn.

Ik geloof dat als we ‘herdenken’ maar niet de ruimte krijgen om óók de lijntjes te leggen met de wandaden van nu, het woordje ‘her’ het enige zal zijn dat voortaan blijft. Dan is ‘dit nooit meer’ een leugen. En zal gisteren vandaag blijven, en morgen hetzelfde zijn. Dan doden, vermoorden, vluchten, discrimineren we morgen nog steeds. Zoals Otto, Anne’s vader, zei: ‘To build a future, you have to know the past.’

Hizir Cengiz debuteerde in maart 2017 met zijn essay ‘De wereld is een bak vol modder’ in ‘De Groene Amsterdammer’. Dit is zijn eerste webcolumn, die hij vanaf begin mei 2017 om de week voor groene.nl zal schrijven.