Wanneer de vooraanstaande musicus dr. P. problemen krijgt met zijn gezichtsvermogen en op straat gesprekken houdt met parkeermeters en brandkranen, wordt hij, nadat is vastgesteld dat er niets aan zijn ogen mankeert, naar een bekende neuroloog gestuurd. Deze vermoedt visuele agnosie, een ziekte waarbij de patiënt gezichten niet herkent en in andere vormen gezichten denkt te zien. Als het onderzoek voorbij is en dr. P. zijn hoed wil opzetten, probeert hij het hoofd van zijn vrouw op te tillen om op zijn eigen hoofd te zetten. Met dit verhaal, De man die zijn vrouw voor een hoed hield, verwierf neuroloog Oliver Sacks wereldfaam.
Zoals Douwe Draaisma opmerkt in zijn inleiding bij Sacks Companion, waarin een aantal van Sacks beroemde verhalen gebundeld is, heeft Oliver Sacks het genre van de neurologische vertelling niet uitgevonden maar is hij er wel het hoogtepunt van. Sacks laat zien dat de door de Russische neuropsycholoog Luria aangebrachte scheiding tussen «klassieke» en «romantische» neuropsychologie overbrugd kan worden in casestudies waarin klinische data met persoonlijke observatie en nauwkeurige beschrijving worden herenigd. Het klassieke neuropsychologisch onderzoek baseert zich op statistische technieken en instrumentatie, en de gebruikte methode is kwantitatief en experimenteel. De romantische neuropsychologie probeert daaren tegen recht te doen aan de uniciteit van de persoon en de subjectieve zijde van diens ervaringen. Sacks combineert beide benaderingen vaak, soms wijdt hij twee soorten publicaties aan dezelfde stoornis.
Sacks beschrijft symptomen maar verplaatst zich ook in de patiënt via een fenomenologische benadering van hun neurologische ontregelingen. Hij weet empathisch mee te leven met de pogingen die zijn patiënten doen om ondanks hun stoornis een min of meer gewoon bestaan te leiden. Dit kan indrukwekkende prestaties tot gevolg hebben, zoals bij de chirurg Bennett, die aan het syndroom van Gilles de la Tourette lijdt. De voorbereiding van een operatie verandert bij hem in een soort St.Vitus-dans die door wilde kreten wordt onderbroken, gevolgd door volledige beheersing tijdens het opereren. Sacks laat zien dat de Tourette-identiteit wegzakt en dan weer de baas wordt; hij beschrijft de stoornis als een dans met een eigen ritme, melodie en cadans, waarbij het accent beurtelings op acteren, impersonatie en identiteit wordt gelegd. Voor Sacks speelt Tourette zich af op een elementair, muzikaal niveau, dat zich terugtrekt wanneer het hogere niveau, de identiteit als chirurg, tevoorschijn komt.
Prachtig is vooral de wijze waarop Sacks zijn patiënten tot onvergetelijke personages maakt: hij laat ze opstaan van papier, schrijft Draaisma naar aanleiding van de aan Korsakov lijdende Jimmie, de zeeman die in het verleden leeft. Veel van deze mensen kregen een gezicht via films als Awakenings en documentaires als die over de kleurenblinden van het eiland Pingelap. Dat Sacks over bijzondere literaire kwaliteiten beschikte, bewees zijn autobiografie Oom Wolfraam en mijn chemische jeugd, maar het is vooral de zeer eigen, tegelijk vlijmscherp observerende en meevoelende blik van Sacks die zijn vertellingen zo fascinerend maakt.
De Engelse socioloog Antonio Melechi is ook geboeid door psychische aandoeningen, waarvan hij in De vluchtende geest een indrukwekkend overzicht geeft. Interessant is bij hem vooral de multidisciplinaire aanpak, waarbij hij de neuropsychologie aanvult met cultuur-historische, antropologische en literaire beschouwingen. Het gaat hem niet zozeer om gevalsbeschrijvingen zoals bij Sacks, maar om de geschiedenis en ontwikkeling van psychische verschijnselen. Deze bespreekt hij in acht hoofdstukken.
In een hoofdstuk gewijd aan psychische stoornissen als schizofrenie, obsessieve handelingen, melancholie en hysterie, behandelt Melechi ook bezetenheid en het syndroom van de meervoudige persoonlijkheid, zodat er lijnen ontstaan tussen deze op zich zeer verschillende verschijnselen. Autisme en epilepsie worden beschreven in een hoofdstuk waarin ook LSD-ervaringen en synesthesie voorkomen, een versmelting van de zintuigen waar onder anderen Nabokov, Schönberg en Kan dinsky aan leden. Er is een hoofdstuk over het geheugen, waarin essays over het syndroom van Korsakov, het déjà vu en de nostalgie, en een over vreemde kwalen als amok, dat overeenkomsten vertoont met andere vormen van gewelddadige woede als pseudonite in de Sahara, cathard in Polynesië en de razernij van de Vikingen. Ook weerwolven, zombies en kannibalen krijgen een plaats in Melechis verzameling vreemdsoortige fenomenen, waarin ook het sublieme, de hartstochtelijke liefde en allerlei mystieke kwalen zijn opgenomen.
Sacks en Melechi houden zich beiden bezig met de werking van de hersenen en alles wat buiten het «normale» en het rationele valt, maar waar Sacks stoornissen van binnenuit wil beschrijven en de nadruk legt op de ervaringen van de patiënt, is Melechi vooral op zoek naar de culturele context waarin deze plaatsvinden en de veranderende houding ten aanzien van wat hij twilight afflictions (schemertoestanden) noemt. Hij wil daarbij het persoonlijke ontstijgen en parallellen tussen schijnbaar onverwante fenomenen in beeld brengen. In navolging van Freud zet hij het primitieve en het pathologische, of het primitieve en het infantiele tegenover, naast en door elkaar om van elk het wezen te kunnen doorgronden. Hij ontdekt dat bijna-doodervaringen gelijkenis vertonen met de geritualiseerde extases van het sjamanisme, en dat er overeenkomsten bestaan tussen verslagen van slaapverlamming en van ontvoering door buitenaardse wezens. Glossolalie (het uit het Nieuwe Testament bekende «spreken in tongen») heeft veel gemeen met de patronen van psychotische spraak en primitieve bezweringen. De ervaring van castratie binnen de context van de schizofrenie doet denken aan koro, een vorm van genitale retractie die in China en Zuidoost-Azië voorkomt. Deze methode levert interessante inzichten maar leidt soms ook tot het maskeren van verschillen.
Melechi is buitengewoon erudiet, maar hij heeft ook de vermoeiende neiging om alles te willen behandelen en met alles in verband te brengen, waardoor De vluchtende geest tegelijk een fascinerend werk en een ietsje dwangmatige collectie weetjes is geworden. Voor de onderzoeker Melechi zijn «schemertoestanden» interessante bijproducten van het bewustzijn, voor de humanist Sacks zijn deze een illustratie van het unieke menselijke aanpassingsvermogen.