Normaal gesproken laat ik het wel uit mijn hoofd te schrijven over beeldende kunst, een terrein dat door De Groene zo breed en deskundig bestreken wordt. Maar ja, er is een boeiende Uur van de Wolf-documentaire over Raquel van Haver gemaakt. Gelukkig is in De Groene in 2018 over haar en haar werk geschreven, waarnaar ik eerst kan verwijzen om daarna iets over de film te zeggen. Roos van der Lint noemt Van Haver ‘al jaren een ster aan het schilderfirmament’. Volgt een kort overzicht van haar indrukwekkende carrière, inclusief nominaties en prijzen. Plus aanbevelingen voor Van Havers grote expositie Spirits of the Soil in zes zalen van het Stedelijk, en voor De Meest Eigentijdse Schilderijen Tentoonstelling in Dordrecht waar ze een van de 28 exposanten was.
Kort daarna volgde een groot stuk van Stephan Sanders: ‘Geen meisje uit de Bijlmer’. Raquel dus. Hij beschrijft hoe hij haar al een paar jaar daarvoor leerde kennen. Overigens wel in Zuidoost, bij een lezing over schilders en beeldhouwers op het Afrikaanse continent. Ze vonden elkaar die dag al snel als ‘adoptiekinderen’ en dronken daar flink op; maar Sanders dacht toen prompt, op basis van hun gedeelde geschiedenis en het gesprek, van alles te weten over haar en haar werk, dat hij nog niet gezien had. Waarna hij in de rest van het stuk eigen vooroordelen overtuigend demonteert. Eén daarvan: ‘identiteitskunst’. Als hij later een werk voor de Stedelijk-tentoonstelling in het echt ziet, is hij niet alleen overdonderd door de enorme afmetingen, maar: ‘Zo anders dan ik dacht. Zo helemaal niet conceptueel, niet politiek eenduidig, ook niet cryptisch (….)’.
‘Het is vol leven en kleur en beweging en vooral: het is ontzettend geschilderd. Vette, dikke lagen. Het is bijna een reliëf, zo heuvelachtig is dat schilderoppervlak.’ En ja, dat ‘geschilderde’ is precies wat mij in het Stedelijk destijds ook zo opviel. En, vermoed ik, elke bezoeker. Het fijne van de film is dat je niet alleen het in dat opzicht verbluffende eindresultaat ziet wanneer het met veel mankracht wordt opgehangen, maar dat je met eigen ogen ziet hoe dat ontstaat, hoe ze werkt. Het lijkt op eerste gezicht de school van ‘ik rotzooi maar wat an’ (Karel Appel tegen Jan Vrijman, ook op film), maar het blijkt van zeer gedegen voorbereiding, waarin met krijt een onderschets gemaakt wordt (zij het in beeldgeheimtaal voor de leek) die dan met grote hoeveelheden verf en dito inspanning tot reusachtig figuratief eindresultaat wordt bevorderd. Een intens, fysiek en geestelijk zwaar proces dat ze zelf ‘een bijna spiritueel sjamanistisch ritueel’ noemt. Waarbij tot verbazing van deze kijker (in dubbele zin kijker: film en schilderij) in die schijnbaar grof aangebrachte kolkende verfmassa’s met een klein penseel minutieuze toevoegingen en correcties worden gemaakt. Als het resultaat – altijd een onmiskenbare Van Haver in textuur, kleur, vormen – niet zo bloedserieus was zou je om dat gepriegel (met een theelepeltje roeren in een waterval) hartelijk lachen. Maar er valt niet veel te lachen, zoals ernst überhaupt haar ‘middle name’ lijkt.
Van Haver is al voor haar eerste verjaardag geadopteerd vanuit een Colombiaans weeshuis. In de inleiding zijn we (regisseur Bibi Fadlalla en de kijker) met de schilder in Colombia, waar Fadlalla veel portretten maakt van vrouwen op straat, die tussen het stadsleven en een wandelend observerende en fotograferende Raquel worden geplaatst als licht bewegende stills. Want Van Haver is bezig aan een nieuwe serie over sterke vrouwen in Latijns-Amerika – rolmodellen. Die ziet ze daar om zich heen, vaak in door geweld en drugs geteisterde armoewijken waar als bekend de vrouwen het leven gaande houden. En die ziet ze in sociale projecten, door vrouwen opgezet. Van Haver is eregast, wordt ten voorbeeld gesteld en houdt een pleidooi voor de kunsten, ook en juist voor wie in zware omstandigheden leeft. Zo een vrouw ziet ze ook in de vele kerken in de persoon van Maria met kind. ‘Ik heb het mariabeeld voor de hele serie gekozen omdat de relatie moeder-kind voor mij gevoelig lag.’ Want zelf is ze dus ‘afgestaan’. En de relatie met adoptiemoeder was complex. Het is duidelijk: hier staat iets op het spel, zoals dat in al haar werk het geval is.
Verbonden aan maar ook los van het moederprobleem: ‘Ik ben opgevoed in een heel witte omgeving en moest mijn geschiedenis vergeten. Maar waar hoor ik, wie ben ik, waarom mag ik dat (wat ik ben) niet zijn?’ Dat was in het witte Hoorn (en dus niet in de Bijlmer, waar ze later een eigen, nieuwe familie vond en mede vormde – we zien er feestelijke beelden van). Adoptie levert succesverhalen op, maar kan ook ontwrichtend zijn. Als je als donker kind ook nog zwaar dyslectisch bent, maakt dat het er niet makkelijker op. Het is duidelijk: haar kunst heeft haar gered. (In domme redeneringen kom je tegen dat een handicap altijd door iets anders gecompenseerd wordt, waarbij de voorbeelden van briljante blinde zangers en pianisten nooit als de uitzondering gepresenteerd worden die ze zijn – eigen schuld, hadden die andere blinden maar muzikaal moeten zijn.)
Haar werk moet je natuurlijk zien. In het echt, in de film. Mijn taal schiet hopeloos tekort. Ik vond het toen in het Stedelijk een visuele dreun, bepaald niet ‘mooi’, enigszins angstaanjagend, groot en groots, barok, rooms, wild, art brut, duister maar kleurig, tegenpool van modernisme, maar bovenal fascinerend. Hopeloos tekort, zei ik toch. Kleurig, maar, zeker zo belangrijk: gekleurd. Haar meeste werk, of haar meeste ‘verhalen’, want ze ziet zich als verteller, gaat over, toont, wat we voor het gemak maar ‘zwarte’ mensen noemen. En specialer, zwarte mensen in gemeenschappen aan de randen van de samenleving, die je dus marginaal zou kunnen noemen, ware het niet dat het Van Haver juist om de waardigheid gaat van mensen en groepen die in beeldende kunst, zeker westerse, nauwelijks tot niet aan bod komen. En wier verhalen onverteld blijven, zolang ze niet, in dit geval, in een museum verteld worden (Amsterdam, Dordrecht, Maastricht). Het angstaanjagende zat voor mij niet in die personages, maar in een schilderstijl die zo contrasteert met Rietveld, Van der Leck, Mondriaan of met de prachtige ‘zwarte’ portretten van Nola Hatterman. Maar tegelijk fascinerend dus, en dat is haar werk door de film alleen maar meer geworden. Sommige smaken moet je leren proeven.
Is het niet toch ‘identiteitskunst’? Los van het negatieve waardeoordeel dat Sanders eraan gaf, omdat die mensen vooral verdeelt. In zekere zin wel. ‘Zwart’ is een bewuste keus, mede voortkomend uit eigen, verwarrende, identiteit en uit maatschappijkritiek. Over identiteit gaat dus ook deze film van regisseur Fadlalla wier huidskleur dichter bij die van haar hoofdpersoon dan die van mij ligt. Van Haver wil ‘het verhaal naar buiten brengen van mensen die zich door allerlei omstandigheden naar binnen hebben gekeerd, ook al omdat de gevestigde orde niets van ze wil weten. Dat verhaal moet toch naar buiten worden gebracht? Het is toch hoe dan ook Het Menselijke Verhaal?’ (Sanders, Groene, 21-11-18). Zeker. En dat gebeurt bij haar overwegend in grote groepsportretten die een ‘familie’ vormen, al dan niet gekozen. Zonder welke we niet kunnen. Verworpenen der aarde, door het duister in háár licht. Wat ontroert is dat tegen het eind van de film haar negatieve adoptieverhaal een onverwachte nuancering krijgt. In ‘haar’ Colombiaanse weeshuis (er hangt tussen de talloze kinderfoto’s ook eentje van Raquel) vraagt de vrouw die haar rondleidt naar de Nederlandse familie. Dan blijkt dat de vader al vroeg uit beeld is verdwenen. Maar ook dat moeder ‘een heel lieve, zorgzame, mooie vrouw’ was, die begon te begrijpen wat ze met haar kunst aan het doen was. ‘Zo een beetje als enige – mijn klankbord.’ Opeens verschuift er iets. Moeder is recent overleden. We zijn op zoektoch naar roots en sterke vrouwen in Colombia met een vrouw in de rouw om een moeder thuis – als dat laatste woord gebruikt mag worden.
Aan het slot zien we in het Bonnefanten de Colombiaanse sterke-vrouwen-reeks die de reis haar en ons heeft opgeleverd. In de vorm van middeleeuwse panelen. Het parket van de museumvloer verandert langzaam in stromend water. Dat van de Colombiaanse rivier waarbij Fadlalla Van Haver eerder uitgebreid filmde.
Bibi Fadlalla, Raquel van Haver – De vrouwen van mijn land, NTR Het Uur van de Wolf, zaterdag 28 november, NPO 2, 23.15 uur