Tulip Fever, regie Justin Chadwick © Entertainment One Benelux

De nationale en internationale pers heeft eendrachtig gehakt gemaakt van de film Tulip Fever van Justin Chadwick (‘a harvest of stupidity’, The Guardian). De kritiek betreft vooral het scenario, dat een paar rare kronkels heeft. Een katholiek weesmeisje, uitgehuwelijkt aan een oudere rijke koopman, valt voor de wilde schilder Jan van Loos. Zij wordt niet zwanger, maar haar dienstmeisje wel, van de joviale visboer, die echter… – enfin, u kunt zich de verwikkelingen voorstellen, daar gaat het mij niet om, ik heb vooral naar het decor zitten kijken. De film is vormgegeven door een paar van de beste art directors en set designers van de wereld, Simon Elliott en Bill Crutcher, en zij proberen het Amsterdam van 1634 te laten zien, aan de vooravond van het débacle van de ‘tulpenmanie’. Er zijn in de Pinewood Studios twee grote sets gebouwd. Een buitendecor, met een drukke kade langs een grachtje en een rij bakstenen gebouwen daarlangs, een beetje zoals de Grimburgwal eruitgezien kan hebben. Verder een koopmanshuis waarin het leven van de Van Santvoorts zich afspeelt, met meerdere kamers, een binnenplaats en een grote keuken. Er zijn een paar buitenlocaties, maar er is niets in Nederland gefilmd. De enige kolossale a-historische idioterie is de aanwezigheid van een abdij met kathedraal (die van Norwich) midden in de stad, waar de abdis (Judi Dench) een meisjesweeshuis runt én een botanische tuin, waarin tulpen staan.

Dat beeld van de zeventiende eeuw is behoorlijk goed en soms zelfs betoverend fraai. Het is fascinerend hoe in de interieurscènes het ene zeventiende-eeuwse schilderij na het andere tot leven komt – het is bijna een catalogus. Wij zien Van Santvoorts huis in de opening als een schilderij van Emanuel de Witte, een lange doorkijk door verschillende kamers, de wanden bekleed met goudleer, zware tafels met Perzische kleden, een schoorsteenmantel, een paar stukken Chinees porselein, een schilderij van Danaë boven de schoorsteen. De binnenplaats is een pure Pieter de Hooch, al komt het witsel op de bakstenen regelrecht van Vermeers Straatje. Vermeer is ook overal in het binnenhuis te zien; de bevallige Vikander staat in haar ultramarijnen jurk geregeld bij het venster te dromen. Van Gerard ter Borch neemt de camera het shot van een vrouw aan de toilettafel, die in de spiegel omhoog kijkt; de vroedvrouw is gesneden uit een Nicolaes Maas, de zwierige burgers met kragen en hoeden uit Frans Hals en Pieter Codde. De kinderen zijn foutloze kopieën van portretjes van Verspronck.

Ook goed getroffen is de tulpenmanie. Dat was niet een elitair tijdverdrijf, maar juist vooral een zaak van gewone burgers, die zich lieten verleiden hun spaarcenten te beleggen in een mix van drinkgelag, veiling en piramidespel (drank werd hoofdelijk omgeslagen). De schilder Van Loos ziet er meer toekomst in dan in zijn gewone werk en daar is een historische basis voor: ook Jan van Goyen gaf het schilderen eraan om rijk te worden in de bollen. Na de crash heeft hij, om van de schulden af te komen, zijn hele leven suffe landschapjes moeten schilderen.


Tulip Fever, regie Justin Chadwick. In roulatie