
Leonardo da Vinci en Jan Schoonhoven, Jan van Eyck en Charley Toorop, Adriaen Coorte en Jan Sluyters, Rembrandt van Rijn en Kees van Dongen hebben gemeen dat ze schilderden – duh – maar ook dat de televisie, vooral AVROTROS, in de eerste twee maanden serieuze aandacht aan ze besteedde. Dat is lovenswaard. Rembrandt kan niet missen, vanwege 350 jaar dood. Van Eyck, Coorte, Van Dongen, Sluyters, Toorop en Schoonhoven waren, samen met Jacob van Ruisdael, hoofdpersonen in het derde seizoen van Het geheim van de meester, waarin een team van kunst- en materiaalkenners zich op een van hun werken stort en dat laat namaken of kopiëren.
Da Vinci is dan weer, net als Van Rijn, jubilaris (vijfhonderd jaar dood) en krijgt zowaar zes hele afleveringen postuum Diederik van Vleuten op bezoek. Prettig persoon, Diederik. Als cabaretier met Erik van Muiswinkel en in soloprogramma’s waarin Grote en familie-geschiedenis verweven waren. Als tv-man zat hij overwegend in de lichte hoek (sport, Kopspijkers) maar nu is hij, for something completely different, onze gids inzake Leonardo. Dat is hem gegund, maar het resultaat viel me in de openingsaflevering behoorlijk tegen. Hij is natuurlijk geen Pierre Jansen of Henk van Os en misschien is dat ook wel de gedachte achter het project: een leek die dichter bij ons stervelingen staat, maar dan weer wel een BN’er van de beschaafde soort. Maar…
Na vier minuten belandt hij in het Louvre. Ruim zeven minuten later vertrekken we daar om uit te gaan zoeken waar de maker van ‘het allerberoemdste schilderij ooit’ vandaan kwam (uit Vinci dus) en wie hij was, wat hem dreef. In die tussentijd hebben we Diederik een lange wandeling door het museum zien maken en hem herhaald horen benadrukken hoe bijzonder het is dat hij daar ‘bij hoge uitzondering’ door lege gangen en zalen mag lopen (dinsdags is het Louvre dicht, maar het doet aan Ivo Niehe denken) en ongehinderd door Japanse toeristen met selfiesticks voor de Mona Lisa mag staan en hardop mag mijmeren. Het betreden van de zaal der zalen beleven we hoofdzakelijk in close-ups van Diederik, zwijgend, ernstig, met doorbrekende glimlach, geroerd en dat doet weliswaar recht aan de titel Diederik en Da Vinci maar heeft toch ook iets potsierlijks. Ook al omdat zijn monoloog daarna al die aandacht voor zijn gelaat als spiegel van emoties niet echt rechtvaardigt. Hij voelt zich alsof de Beatles voor hem alleen optreden (wat een curieuze vergelijking is en een akelige ervaring lijkt vergeleken bij het optreden van Mona) en hij memoreert dat hij het schilderij als elfjarige zwaar vond tegenvallen vanwege de geringe afmetingen. Dan een voor de hand liggende verhandeling over merchandising en de vraag wat het schilderij nou zo bijzonder maakt: glimlach, ogen, lichtinval, gewaad, mysterieuze achtergrond? Hij weet het niet. Ik ook niet trouwens, maar ik heb altijd al gedacht nogal wat mooiere schilderijen te kennen, wat niet de invalshoek van Van Vleuten is.
En daarna, in de vlek Vinci dus, gaan we naar het geboortehuis dat waarschijnlijk het geboortehuis niet is en bezoeken we de souvenirwinkel, gedreven door een van de weinige mensen in Vinci die zelf in Vinci geboren zijn (toe maar, dan komt Leonardo opeens wel heel dichtbij). Daar beginnen we te vermoeden dat Diederiks Italiaans zich, net als het onze, beperkt tot ‘prego, cappuccino, a rivederci’ en dat hij de ondertiteling achteraf even hard nodig had als wij. Daarna op zoek naar de plek waar Leonardo zijn ‘eerste professionele tekening’ maakte (die curieuze term wordt meerdere keren herhaald) en inderdaad, het landschap bestaat nog. De term ‘ontroerd’ valt regelmatig en dat dat een enkele keer licht ironisch wordt gebruikt, verandert weinig aan het obligate karakter van de bewering. Ik bedacht dat ik dan toch liever een goede Close Up van Hollandse makelij over het genie zou zien; of een BBC-documentaire (want daarin zijn die vaak behoorlijk goed). Ik heb verdere afleveringen niet bekeken en daardoor ongetwijfeld ook heel wat fraais en wetenswaardigs gemist.
Dan is Rembrandt bij Jan Six toch in betere handen. Jammer dat rond die naam een vervelende geur hangt sinds hij publiekelijk gekoppeld is aan die van collega-kunsthandelaar en vriend Sander Bijl, die Six ervan beticht dubbel spel gespeeld te hebben rond de aankoop van een ongesigneerd schilderij dat beiden aan Rembrandt toeschrijven. Six’ verdediging is volgens de NRC weinig overtuigend. Dat kijkt toch minder lekker en ik vraag me af of de omroep het reeksje ook had laten maken als de affaire bekend was geweest toen Six zijn tv-opdracht kreeg. Maar goed, hij is groot kenner. En bedacht vijf korte afleveringen onder de titel Rembrandt als, gevolgd door respectievelijk denker, dief, voyeur, regisseur, vader. In de eerste wil Six vooral laten zien dat Rembrandt ‘een veel intelligentere man moet zijn geweest dan wij nu vermoeden’. Het heeft zowel iets pretentieus – weer als eerste een (aspect van) Rembrandt ontdekt – als iets generaliserends (want wie zijn die ‘we’? Ernst van de Wetering, Gary Schwartz, u en ik?, iedereen behalve Six?) – als iets speculatiefs en onmeetbaars (de dadels van Hassan zijn driemaal groter dan ze zijn).
Ik had me nooit de nek gebroken over de intelligentie van Rembrandt en die desgevraagd behoorlijk hoog ingeschat. Dat Six uitlegt dat een molenaar (vader Harmen van Rijn) helemaal niet zo laag op de maatschappelijke ladder stond als wordt gedacht roept bij mij de vraag op: wie dacht dat dan? Goddomme: eigenaar van een molen, een flinke fabriek dus. Nogal dom om te denken dat zoiets eenvoudige afkomst zou kunnen heten. Maar het gemopper voorbij: die eerste aflevering, vooral op locaties in Leiden, is verder heel aardig, mede dankzij het optreden van Onno Blom die, zoals Volkskrant-lezers weten, intensief met de jonge Rembrandt in de weer is en daar fraai verslag van doet volgens de Wolkers-formule.
In Rembrandt als dief komt Six Van Vleuten tegen, in die zin dat Six laat zien hoe goed Rembrandt het werk van anderen afkeek en zelfs overnam – wat destijds geen plagiaat heette maar als eervol voor het voorbeeld werd gezien. (Laten we wel wezen: de allerhoogste eer voor Vivaldi is dat Bach stukken van hem bewerkte.) En dan neemt Six ons mee naar Dresden voor Rembrandts Bruiloft van Samson (volgens Six quintessential Rembrandt en, hou je vast, De nachtwacht van Duitsland – hij lijkt soms toch echt een beetje een autoverkoper): de compositie en de houding van de figuren zouden zijn gestolen van Het laatste avondmaal, dat Rembrandt van getekende of geëtste kopie kende. We zien dat iconische fresco uiteraard in Diederiks leader voorbij komen met de pathetische uitroep: ‘Dit zijn ónze emoties.’ En, zegt Six, zoals Leonardo’s Jezus buiten de rest van het gezelschap staat, zo staat bij Rembrandt Samsons bruid er buiten. Of het helemaal klopt weet ik niet, maar sommige overeenkomsten zijn te zien en je gaat er beter door kijken. Al blijft het probleem dat je op zo een groot schilderij toch niet echt goed vat krijgt via het beeldscherm. Six stopt in zijn serietje net iets te veel poeha, maar ik zou liegen als ik zei dat ik niet met plezier gekeken heb en menig feit en aardig verhaal heb opgestoken.
En ja, dan Het geheim van de meester. Drie jaar geleden schreef ik na de eerste aflevering, waarin Vermeers Meisje met de parel verbluffend was vervalst (inclusief namaak-craquelé dat de Meester van Delft er beslist niet bij had geleverd): ‘Het is amusement op niveau, maar je moet er tegen kunnen dat het team, net als in andere reality-tv, in de camera vertelt wat er door haar/hem heen ging.’
Dat lijkt in het derde seizoen iets minder nadrukkelijk het geval. Wel moeten ze regelmatig kleine toneelstukjes opvoeren om ons zaken duidelijk te maken die buiten het zicht van de camera gebeurden en om meer orde in de chaos van zo een langdurig proces te brengen (vooral voor de schilderes is elke aflevering een megaklus, qua tijd en intensiteit). Als je dat voor lief neemt heb je een heel leuk, leerzaam programma. Het is in wezen natuurlijk een kunstje over kunst, maar dan een kunstje op torenhoog niveau qua kennis en uitvoering.
Als voorbeeld hier twee extremen: de afleveringen over Jan van Eycks Madonna bij de fontein en Jan Schoonhovens driedimensionale R70-54. Die Van Eyck is piepklein en hangt in Antwerpen. De dramaturgische kracht van de aflevering schuilt deels in het feit dat voor Charlotte Caspers, de absolute spil en heldin van gans het project, Jan van Eyck heilig is. Haar liefde van jongsaf (ze is geboren in Gent, dus in de schoot van de meester) levert een indrukwekkende mix van verlangen en huiver voor heiligschennis op. Zou Caspers, naast beeldend hoogbegaafd, aanstelster of slecht actrice zijn, dan was het niet om aan te zien. Maar ze is buitengewoon zichzelf en haar onzekerheid in deze aflevering, soms grenzend aan wanhoop, is oprecht. Het ‘een team onder leiding van Jasper Krabbé’ heeft toch al iets potsierlijks naast haar prestaties en de expertise van hoogleraar kunstgeschiedenis, timmerman, en restaurator/materiaalkenner, maar hier komt het voornamelijk neer op ‘kom op Charlotte, je kunt het’. En ze kan het, al was het een van de weinige keren dat ik, wanneer origineel en ‘Caspers’ naast elkaar hangen, echt van onecht kon onderscheiden. Dat timmerman Berd eerst met een piepklein gutsje een beschadiging in het hoofdje van het Kindeke moest aanbrengen (het paneel is ooit gebutst) dat viel voor Caspers en de kijker moeilijk aan te zien. Daarna moest Caspers nog de niet al te deskundige overschildering nabootsen – ja, het is een bizar spelletje.
Maar wat werd ik vrolijk van de Schoonhoven-aflevering. Dat fascinerende reliëfwerk (we kregen ook een vroege variant te zien: nog in kleuren en niet strak in de vorm); die combinatie van kunstenaarschap en PTT-kantoor tot aan pensioen; die volkse gein en dat laconieke; de ambachtelijkheid; de kunstenaars gegeven blik die zoveel ziet wat ik niet zie – denk ook Jeroen Henneman ooit bij AT5, wandelend door Mokum. Schoonhoven liep door Delft en verdomd, Krabbé kan ons precies het stukje gemetselde wenteltrap in het Prinsenhof laten zien waardoor Jan tot R70-54 kwam. Fijn natuurlijk dat er filmbeelden zijn waarin hij dat stadskijken praktiseert en er commentaar bij levert. Naast Schoonhoven zelf is er voor de makers nog een geschenk: Jans assistent Aad in ’t Veld, die zich gaandeweg tot prettige tweede hoofdpersoon ontwikkelt, met zijn kennis, kunde, verhalen en humor. Schoonhoven won een tweede prijs op de Biennale van São Paulo, waarna de bestellingen niet meer bij te benen waren voor een fulltime PTT’er. Dus kreeg Aad een geheel voorbereid bouwpakket van karton, kranten, lijm en verf. Resultaat volgens Jan: ‘Goed gedaan, moet het nog even signeren en dan is het meteen een hele hoop meer waard.’ Daarna kreeg Aad een vrijere hand. Nog meer tv-makers-geluk: hij heeft nog oude kranten van Jan. Diens favorieten De Telegraaf én De Waarheid. Met karton en de goeie verf en lijm levert dat historisch verantwoord basismateriaal.
De verf wordt gevonden in de oudste schilderswinkel van Delft (een juweel) waar Jan zelf kocht, en waar, niet te geloven, een hele verzameling oude merken, blikken en pakken verfpoeder is bewaard. Dan met z’n allen aan de slag. En denk eraan, zegt Aad, het licht moet in het reliëf kunnen, maar ook er weer uit. Caspers, fijnschilder, kan voor het eerst gedachteloos wit kan gaan kwasten. Maar niet zo gedachteloos als de wat autoritaire restaurator Michel van de Laar die vindt dat het veel sneller met een brede kwast kan. Sneller wel, maar slechter, blijkt. En haar ‘tuttige voorzichtigheid’ betaalt zich weer eens uit.
Dan de apotheose: de werken naast elkaar en museumpersoneel dat zich vergaapt en vergelijkt. Wie verschijnt? Jaap Schoonhoven, zoon van Jan. Hij wijst de verkeerde als origineel aan en kan daar om lachen. ‘Leuk dingetje, zou vader zeggen’, ook over de kopie. Ik hoor het Da Vinci niet zeggen.
Diederik en Da Vinci, AVROTROS, zes delen.
Six over Rembrandt, AVROTROS, vijf delen.
Het geheim van de meester, derde seizoen, AVROTROS, zes afleveringen.
Alles via NPO Start. De aflevering over Schoonhoven