
Wie op zoek gaat naar een mooiere wereld moet ergens beginnen, dus deed ik dat 3,7 miljoen jaar geleden. Tijdens het Groene-lustrum mocht ik een column voordragen, en daar wilde ik op deze plek eigenlijk op voortborduren, ik was nog niet klaar met het onderwerp, maar het werd te vol, te onbegrijpelijk, dus bij dezen toch eerst mijn column van die avond.
Terug naar het begin dus, 3,7 miljoen jaar geleden, toen drie mensachtigen door een vallei liepen in wat we nu Tanzania noemen. Omdat de grond op dat moment uit vulkanische as bestond, en het vlak daarna heel zachtjes begon te regenen, zijn hun voetafdrukken versteend en bewaard gebleven. Je zou het een herinnering van de aarde zelf kunnen noemen, een herinnering aan wie haar ooit bewandelden.
Twee relatief grote mensachtigen liepen voorop, daarachter volgde een kleintje. En dat kleintje, een kind, plantte zijn voeten precies in de afdrukken van een van die grotere. Zo sprong het vooruit, heen en weer, danste het min of meer. Op dezelfde manier als vandaag de dag mijn zoontje van zeven dat schaterend van plezier op het strand van Terschelling nog steeds bij mij of zijn vader doet.
Met alles wat er veranderd is, alleen al in het afgelopen jaar, in de afgelopen week, is dit een spelletje dat al 3,7 miljoen jaar niet verveelt.
En het mooie is: het was ook een spelletje waardoor het spoor eind vorige eeuw werd herontdekt. Millennia van vegetatie waren eroverheen gegaan, maar in 1974 streek er een onderzoeksteam in het gebied neer, en op een dag gooide een van de onderzoekers voor de grap een bal olifantenpoep naar een collega. Die collega dook weg, viel op de grond en belandde boven op een van de afdrukken.
Om maar te zeggen, want vanzelfsprekend is er een moraal aan dit verhaal: onderschat nooit het belang van toeval en spel. We weten niet wat er bewaard zal blijven uit deze tijd, waar toekomstige generaties in verbazing naar zullen staren, alles hangt af van een zachte regen die al dan niet valt, een vlinder die ergens met zijn vleugels klapt.
En misschien is dat dus ook wel het probleem, bedacht ik al zoekende naar die mooiere wereld: dat we tegenwoordig uit alle macht proberen om het spel en het toeval uit te bannen. Wij leven immers in tijden van maakbaarheid, het leven, de toekomst, is wat je er zelf van maakt. Er moet daarom gepland en gemanaged worden, er moet een stip aan de horizon worden gezet, waarna data en statistieken ons kunnen vertellen welke weg wel of niet loont. Men dient het leven ernstig te nemen; spelen, dat doen alleen nog kleuters in de ballenbak. Voor de rest van ons geldt: nu even serieus, aan de slag, de toekomst wacht. En waag het niet om me in mijn eer aan te tasten met een bal olifantenpoep.
Steeds weer komt die stip aan de horizon terug, of het nu politici, space-cowboys of kunstenaars zijn die erover beginnen. Ze roepen op tot verbeeldingskracht. Wij moeten ons betere werelden voorstellen, zeggen ze, of hun dromen daarover volgen. Want als je weet waar je naartoe wil, zo is het idee, kom je daar ook.
Alsof onze wil ook echt wet is. Alsof onze verbeeldingskracht bovendien niet uitermate beperkt is door de denkkaders van de wereld zoals die nu is. Wij hebben geen flauw idee wat er allemaal mogelijk is. De toekomst, zou ik zeggen, is voor mensen die dan leven. Onze verantwoordelijkheid ligt hier, in het heden.
En in dat heden, opeens zag ik het heel duidelijk, wordt te weinig gespeeld. Of preciezer gezegd: in dat heden regeert een sociaal-economisch systeem waarin alles om winst draait en zodoende voortdurend een voorschot op de toekomst genomen wordt. En daar lijdt alles en iedereen onder.
Niet in de laatste plaats, om maar wat te noemen, veedieren, in Nederland alleen al meer dan zeshonderd miljoen: hun leven is een rechte lijn naar de slachtbank waaruit elk spel en toeval, oftewel de mogelijkheid tot ontsnapping, uitgebannen is. Productie-units zijn het, kiloknallers, of tegenwoordig: bundels CO2- en stikstofuitstoot waarvoor een stip aan de horizon wordt gezet (of meer een stuiterbal) om die uitstoot omlaag te krijgen. En zo behandelen we deze dieren nog steeds niet als wezens die nu, op dit moment, ademen en leven en willen spelen.
Uiteindelijk komt het, denk ik, hierop neer. Die Schöne Welt, dat is geen plek, of een gebied waar je heen kunt of ooit was. De schoonheid schuilt in de manier waarop we met elkaar, de natuur en mede-aardbewoners omgaan. Het is de onderlinge relatie die telt.
Meer spelen, voor mens en dier, is minder werken, minder produceren, minder consumeren, minder ziekte, want minder stress, het is meer plezier, meer dansen in de wei, meer ruimte voor het onbekende en onverwachte, en meer, zoveel betere relaties.
Het kind zal sowieso in onze voetstappen volgen, het kan niet anders, wij zijn degenen die de weg inzetten, dat was 3,7 miljoen jaar geleden al zo. Maar zoals mijn zoontje dat nu schaterend van plezier doet, zo zou ik willen dat hij zijn weg blijft vervolgen. Niet omdat aan de horizon iets beters gloort, maar omdat het leven nú vreugdevol is.