Van de nieuwe generatie Mexicaanse cineasten die aan een triomftocht in Hollywood en ver daarbuiten is begonnen – Alfonso Cuarón (Children of Men), Alejandro González Iñárritu (Babel) en Guillermo del Toro – is Del Toro de interessantste. Zijn films geven blijk van een artistieke sensibiliteit terwijl ze óók een generiek karakter hebben, zeker in het geval van zijn beste werk, Pan’s Labyrinth, waar het Amsterdam Fantasy Film Festival mee opent.

Net als in Hellboy (2004), naar de gelijknamige comic van Mike Mignola, stort Del Toro zich in Pan’s Labyrinth door middel van het fantasy-genre op zijn favoriete thematiek, namelijk de mechanismen van het fascisme op het breukvlak tussen werkelijkheid en verbeelding. Pan’s Labyrinth speelt zich af in Spanje vlak na de burgeroorlog, tijdens het regime van Francisco Franco. Ofelia (Ivana Baquero) is een jong meisje dat in de ban is van sprookjesverhalen. Met haar hoogzwangere moeder Carmen (Ariadna Gil) reist ze naar een bos waar ze haar nieuwe vader, Kapitein Vidal (Sergi López), zal ontmoeten. Vidal is een fascist, uit op het vernietigen van het republikeinse verzet in de bergen. In haar nieuwe woonplaats, omringd door lelijkheid en geweld, ontdekt Ofelia een andere, geheime wereld, bevolkt door een faun, feeën en vele angstwekkende monsters.

Del Toro vindt een verontrustende balans tussen schoonheid en horror, twee elementen die in sprookjes essentieel zijn. Verontrustend, want het schone en het afzichtelijke blijken dicht bij elkaar te liggen. Horror, zowel lichamelijk als psychologisch, spoelt in Pan’s Labyrinth gemakkelijk over van de ene wereld naar de andere, van het domein van Vidal naar dat van de faun. Del Toro laat zien dat de wereld van de fantasie geen ‘sprookjesachtig’ karakter heeft, maar dat die net als de echte wereld doortrokken is van monsters. En toch, er is een verschil, en dat raakt de kern van de film: Del Toro legt in navolging van J.R.R. Tolkien, de vader van de moderne fantasy, een verband tussen enerzijds mannelijkheid, oorlog en horror en anderzijds vrouwelijkheid, verbeelding en inspiratie. Ofelia krijgt als opdracht het beschermen van de wereld van de faun en de feeën. Hiertoe moet zij, als ‘verloren prinses’, terugkeren naar het ondergrondse domein. Lukt dat niet, dan is de wereld van de verbeelding voor altijd verloren. Bij Tolkien is de wereld van Saruman en de orks de antithese van die van de dwergen, elven en hobbits. Saruman en de orks staan symbool voor oorlog (Tolkien werd sterk beïnvloed door de Eerste Wereldoorlog, specifiek door zijn ervaring tijdens de strijd aan de Somme), terwijl de hobbits en de Shire gelijkstaan aan verbeelding, hoop en menselijkheid. Vidal is in Pan’s Labyrinth net als Saruman een archetypisch monster, iemand die gelooft in het rationele, dat wil zeggen in machines als wapens en horloges, en die een fetisjistische, fascistische obsessie met marteling en het uniform heeft.

Waar leidt het allemaal toe? De voortekenen zijn slecht als Ofelia’s moeder zegt: je wordt ouder, Ofelia, en je zult leren dat de wereld wreed is, geen plaats voor sprookjes.

Wie overwint? De denkende beul? Of het dromerige meisje?

Op de maat van prachtige, melancholieke muziek voert Del Toro’s vloeiende camera de kijker naar het antwoord, voorbij adembenemend vormgegeven sets en personages, naar scènes waarin schoonheid en horror doorgaans twee kanten van dezelfde munt zijn. In deze dichotomie ligt de waarde van Pan’s Labyrinth, een werk dat eens te meer aantoont dat genre en kunst in de cinematografie heel goed met elkaar samengaan.

Amsterdam Fantasy Film Festival, van 18 tot 25 april