KABOEL – Shirin Gul (45) verontschuldigt zich. «Ik ken jullie land niet. Ik ben nooit naar school geweest. Maar ik heb gehoord dat jullie hier veel militairen hebben.» Shirin Gul heeft een slecht leven, zegt ze. Ze verkoopt sigaretten op een straathoek. Haar man is gedood tijdens de oorlog. Ze heeft geen kinderen, geen familie. Ze staat er helemaal alleen voor. «Ik verdien niet genoeg, hoewel ik hier elke dag sta. Maar als jullie militairen hier blijven, wordt het misschien beter. Ze gaan toch nog niet terug?»

Veel klandizie heeft Shirin Gul niet van Nederlandse of andere militairen. Die laten zich nauwelijks meer zien in het centrum van de stad. Het risico van zelfmoordaanslagen is te groot. Vorig jaar blies vlakbij Shirin Guls standplaats een man zich op en verwondde daarbij zeven militairen van Isaf, de International Security and Assistance Force die tot taak heeft Afghanistan veiliger te maken. Lange tijd was dit het rustigste front in de oorlog tegen het terrorisme, maar die tijd is voorbij. Sinds in maart de sneeuw begon te smelten en de Taliban zich weer door de bergpassen konden bewegen, zijn zij actiever dan ooit. De gevechten kostten dit jaar al zo’n veertienhonderd doden. Als de bergpassen deze winter weer zijn dicht gesneeuwd zullen de Taliban, die zich doorgaans te voet of op motorfietsen voort bewegen, hun gevechten moeten staken. Amerikaanse special forces zullen dan pro beren hen te treffen in hun ingesneeuwde schuilplaatsen. Veel kans geven militaire analisten hun niet. De berggebieden zijn verraderlijk. Eind juni verdween een verkenningsteam van vier Amerikaanse marinecommando’s spoorloos in de bergen aan de Pakistaanse grens, nadat ze via hun radio meldden dat ze werden aangevallen. Een reddingshelikopter werd neergehaald waarbij nog eens zestien militairen omkwamen. De Nederlanders hebben vooralsnog meer geluk. Dinsdag 8 november ontkwam een patrouille op het nippertje aan een bomaanslag langs de kant van de weg.

Shirin Gul is zich nauwelijks bewust van deze grimmige guerrilla. Haar dagelijkse gevecht speelt zich af op haar straathoek in Kaboel. De internationale gemeenschap bejubelde de presidentsverkiezingen van vorig jaar en de op 18 september gehouden lokale en parlementsverkiezingen. De democratie keert terug, klonk het deftig en verheugd. Maar voor Shirin Gul, en de overgrote meerderheid van de Afghanen, hebben de verkiezingen niets veranderd. Nog steeds is armoe troef. Veranderingen gaan langzaam, sussen de Verenigde Naties. Maar intussen groeit de frustratie onder de Afghanen. Net als in Irak blijken de economische vruchten van de vrijheid maar niet geplukt te kunnen worden. Dat komt niet alléén door de voortgaande oorlog, weet Shirin Gul. Het komt ook door die merkwaardige krenterigheid van de westerlingen. «Jullie kopen mijn sigaretten niet. Jullie houden je geld in je zak», zegt ze verlegen lachend.

Westerlingen zijn niet meer zulke graag geziene gasten sinds bekend werd dat non-gouvernementele organisaties een groot deel van het hulpgeld besteden aan dure Toyota Land Cruisers, veiligheidsmaatregelen en de salarissen van hun westerse personeel.

Volgens de officiële berichtgeving van de Verenigde Naties waren de parlements verkiezingen een succes. Secretaris-generaal Kofi Annan feliciteerde «de Afghaanse mannen en vrouwen met het uitbrengen van hun stem». Maar wie zijn oor te luisteren legt bij indivi duele VN-medewerkers hoort een ander verhaal. «Er was grootscheepse fraude», vertelt een VN-medewerker in Kaboel, die niet bij naam genoemd kan worden. Ze hield toezicht op het inzamelen van de stemmen in de stad Kandahar. «In sommige stembussen zaten meer dan negenhonderd stembiljetten, terwijl onze medewerkers de bussen verzegelden en vervingen door nieuwe als achthonderd kiezers hun stem hadden uitgebracht.» In een van de stembussen vond ze een satelliettelefoon. Die past met geen mogelijkheid door de smalle gleuf. «Toen ik zei dat ik de stembussen zou laten onderzoeken op fraude, werd ik bedreigd.» Ze meldde zich bij de Amerikaanse legerbasis om een veilig onderkomen te hebben, maar werd er geweigerd. Dat er verkiezingen waren, liet de militairen koud. «Het Amerikaanse leger houdt zich niet bezig met wat goed is voor de Afghanen. Ze zijn bezig met oorlogsvoering. Wat de VN en hulporganisaties doen, interesseert ze niet.»

Er is nog steeds geen officiële uitslag. Eind oktober leidde het onderzoek naar een groot aantal klachten over fraude tot een vertraging van het toch al langzaam verlopende tellen der stemmen. Van veel provincies zijn inmiddels wel officieuze uitslagen bekend. Daaruit blijkt dat veel voormalig krijgsheren, religieuze extremisten en zelfs enkele drugs baronnen in het parlement zijn gekozen. Samen vormen ze bijna de helft van het parlement.

Volgens Joanna Nathan, voor de onafhankelijke International Crisis Group gestationeerd in Kaboel, is dat te wijten aan het gekozen systeem: het ongebruikelijke Single Non-Transferable Voting System. «Politieke partijen waren uitgesloten van deelname. Er waren 5800 kandidaten. Ze vochten om naams bekendheid, waardoor de campagne niet ging over nieuwe ideeën, maar over etniciteit en individuen. In plaats van de nieuwe democratische politieke partijen waren het de vertegenwoordigers van de oude jihadi-groepen die de meeste mensen mobiliseerden. Het parlement bestaat nu uit 249 individuen. We hopen maar dat ze zich bewust zijn van de groeiende ontevredenheid over het gebrek aan vooruitgang in de laatste vier jaar, en dat ze die aangrijpen om samen te werken.»

Maar hoe moet Afghanistan een geloofwaardig begin maken met de democratie nu zelfs enkele voormalige Taliban-commandanten in het parlement zijn gekozen? Ook de gevreesde ex-krijgsheer Abd al-Rab Al-Rasual Sayyaf, ooit een bondgenoot van Osama bin Laden, heeft vrijwel zeker een zetel gewonnen. Hij is een van de aanstaande parlementariërs die door Human Rights Watch wordt beschuldigd van ernstige oorlogsmisdaden.

Joanna Nathan: «De hoeveelheid mensen met bloed aan hun handen in de nieuwe organen is symptomatisch voor een systeem dat ervoor heeft gekozen zulke figuren te vriend te houden. Nu zouden ze hun positie kunnen gebruiken om zichzelf amnestie te geven. Er is een vals gevoel van stabiliteit gecreëerd. De mensen denken: als de internationale gemeenschap niet opstaat tegen de krijgsheren, is er dan wel hoop voor dit land?»

Luitenant-generaal der politie Rohani is een kleine man met een grote werkkamer. Hij ontvangt zijn bezoek allerhartelijkst. Zijn eerste woorden spreekt hij in gebrekkig Nederlands. Hij woonde in Almere, bijna dertien jaar. De hervorming van de politie is een van de belangrijkste taken waar Afghanistan nu voor staat, meent hij. «Goede agenten op straat tonen de mensen dat er vooruitgang is.»

Op de academie worden officieren en onderofficieren voor de politie opgeleid. De eersten doorlopen een curriculum van drie jaar, de onderofficieren zijn al na een half jaar training klaar. De politie heeft een slechte naam bij de bevolking. Agenten en officieren zijn vaak corrupt en gebruiken hun macht om vooral zichzelf en hun families ter wille te zijn. Maar als we generaal Rohani mogen geloven, gaat dat allemaal veranderen. «We zullen de politie hervormen tot een hard werkende, bruikbare macht in de samenleving. De slechte agenten worden ontslagen. De officieren en onderofficieren van mijn academie zullen het goede voorbeeld geven.»

De generaal leidt zijn bezoek rond over het terrein van de politieacademie. Buiten zijn de studenten in grote groepen bezig aan hun tussentijdse examens. De buitenlandse mogendheden die in Afghanistan zijn neergestreken, hebben de sectoren van de samenleving die wederopbouw behoeven onder elkaar verdeeld. De Duitsers hebben zich ontfermd over de politieopleiding. Een mullah met een grote grijze baard en een imposante politiepet op zijn hoofd geeft les in islamitisch recht, een oude breekbare Afghaan neemt een examen Duits af. Al het lesmateriaal is in het Duits. Vertalingen in Dari en Pashtun zijn niet voorhanden, dus dan leren we de studenten maar Duits, is het idee. Een eenzame student, die als een van de laatsten van een examengroep zit te puzzelen op een antwoord, schrikt als de generaal met een ruk het papier onder zijn pen vandaan trekt. Hij staat op en springt in de houding, terwijl de generaal leest wat de jongeman zojuist heeft neergepend.

Overal waar we komen staan studenten stram te salueren. Sommigen beginnen spontaan te marcheren, waarbij ze hun zwaar gelaarsde voeten zo hoog mogelijk opzwaaien en de generaal strak aankijken. Hij vindt het de normaalste zaak van de wereld. We stuiten op een groep van zo’n dertig studenten in uni form die ontspannen bijeen staan en worden toegesproken door een officier. Het tafereel is de generaal blijkbaar te rommelig. Hij posteert zich voor de groep, waarvan de studenten zonder uitzondering minstens twee koppen groter zijn dan hij, en bolt zijn borstkas. Nu lijkt hij nog kleiner. Met zijn dunne stem gilt hij een commando. De verschrikte studenten springen kaarsrecht in de houding en brullen staccato en in koor terug dat ze «paraat» zijn. «Officier, pak ze hard aan», beveelt de generaal en keert zich van de groep af. Het gevaar dat de Pruisische aanpak de nieuwe officieren tot net zulke potentaten maakt als hun voorgangers wuift de generaal weg. «De tijden zijn veranderd. Onze mannen krijgen onderwijs in mensenrechten. Machtsmisbruik en corruptie zullen bij hen geen kans krijgen.» De omstandigheden zijn echter zwaar en het loon is laag, zegt hij. «We hopen dat dat snel verbetert.»

Ook de nieuwe politie verrijkt zichzelf. Een inwoner van Kaboel vertelt hoe een bekende drieduizend dollar moest betalen omdat hij een auto-ongeluk had veroorzaakt. Duizend dollar voor de materiële schade van de slachtoffers, duizend voor hun medische behandeling en duizend aan de politie om uit de gevangenis te blijven. De generaal hoort het verhaal zwijgend aan. «U moet weten: wij zijn in dit land bezig met een revolutie», zegt hij. «We worden belaagd door gewapende extremisten. Die zullen we uitschakelen en we zullen de samenleving hervormen. Binnen deze muren is iedereen volledig integer. Voor wat daar buiten gebeurt, kan ik helaas niet instaan.» Enkele dagen voor ons bezoek zijn negentien agenten gedood toen ze in de zuidelijke provincie Helmand in een Taliban-hinderlaag liepen. Onlangs sneuvelden opnieuw vijf agenten. «We zijn niet bang. Dit is een revolutie, en daarin vallen slachtoffers. Wij staan aan de kant van de rechtvaardigheid. Mijn mensen weten wat mensenrechten zijn. Die moet je desnoods overtreden om de revolutie doorgang te laten vinden. Maar dat gebeurt overal ter wereld.»

In het parlement is een kwart van de zetels gereserveerd voor vrouwen. Daardoor zal het Afghaanse parlement straks meer vrouwen kennen dan menige westerse volksvertegenwoordiging. Volgens Joanna Nathan van de International Crisis Group is dat van belang: «Vrouwen worden door velen gezien als de enigen die geen bloed aan hun handen hebben.» Ook de politieacademie accepteert vrouwen. 54 zijn er al afgestudeerd en momenteel zitten er twaalf in de banken.

De poort van het hoofdkwartier van politiedistrict nummer 10 in Kaboel wordt bewaakt door een vrouwelijke agent met een kalasj nikov. District 10 is het meest gevorderd met de hervormingen en het aanstellen van nieuwe officieren. Onder het district valt een deel van het stadscentrum, met de hotels en restaurants die worden gefrequenteerd door westerse hulpverleners en journalisten. In Afghanistan bemoeien de Amerikanen zich met alles wat met veiligheid te maken heeft, dus ook met de politie. Amerikaanse politieagenten werpen zich op als mentoren voor Afghaanse collega’s. District 10 is door de Amerikanen het «model-bureau-project» gedoopt: dit district staat heel Afghanistan ten voorbeeld.

Sarafina Tomaselli, een kleine, struise agente uit New York met een imposant pistool op haar dij is een van de Amerikaanse politieadviseurs van district 10. Zij ontfermt zich over het paradepaardje van het hoofdkwartier: de «familie-interventie-eenheid». Ze noemt het steevast de domestic violence unit. De eenheid bestaat uit twee verlegen vrouwelijke agenten die een van de kleinste kamertjes van het bureau hebben toegewezen gekregen. Hier ontvangen ze vrouwen die hun recht komen halen. «Het gaat vrijwel altijd om huiselijk geweld. Slaan, schoppen. Meestal door de echtgenoot. En om verkrachting», vertelt Tomaselli.

Het idee voor het oprichten van de eenheid kwam van haar en twee Amerikaanse collega’s. Sinds januari zijn vijftien zaken in behandeling genomen. Er is een opvanghuis ingericht waar vrouwen buiten het bereik van hun geweldenaars het proces kunnen afwachten. Waar het huis zich bevindt is een streng bewaard geheim. Niemand, alleen de vrouwen van de familie-eenheid en hun Amerikaanse mentors, mag het bezoeken. Zelfs het aantal vrouwen dat er wordt opgevangen wordt streng geheim gehouden. «Ik kan hier echt niets over zeggen, want deze vrouwen zijn in levensgevaar. Wanneer een vrouw zich hier tegen een man verheft, moet ze dat vaak met de dood bekopen.»

Een eenheid die zich richt op geweld tegen vrouwen is opzienbarend voor Afghanistan, waar veel vrouwen nog steeds gehuld gaan in boerka. Het duurde een tijd voordat vrouwen zich durfden te melden. «Het is voor hen gevaarlijk om naar het bureau te komen, want inmiddels hebben ook de mannen door dat wij hier deze eenheid hebben», zegt Tomaselli. Lang niet alle zaken worden vervolgd, weet ze. «De commandant beslist of een zaak ernstig genoeg is. We hebben hier meegemaakt dat een vrouw binnenkwam die tijdens een echtelijke ruzie was gestoken met een klein mes. Ze deed meteen aangifte, met het mes nog in haar vlees. De commandant wilde niet van vervolging weten. Hij dacht dat ze het er zelf wel naar gemaakt zou hebben.» Sinds enkele weken heeft het bureau een nieuwe commandant, kolonel Khalil Kahn Dastyoz. Die moet nog minder van de eenheid hebben dan zijn voorganger. «Als wij, de adviseurs, hier vertrekken, doekt hij nog diezelfde dag de eenheid op, vertelde hij me.»

Kolonel Dastyoz heeft veel klachten, ook al is zijn bureau een modelbureau. «Onze motoren zijn allemaal kapot», bast hij. «Ik heb meer agenten nodig. Er zijn veel roof overvallen in het armere deel van ons district.» Tijdens het gesprek wordt een vrouw in boerka zijn werkkamer binnengeleid. Ze werpt zich huilend aan zijn voeten. De commandant schreeuwt tegen haar en maakt een schop beweging. Jammerend wordt ze afgevoerd. Ze bleek een valse aangifte gedaan te hebben en wilde haar vrijheid afsmeken. «Het is uit mijn handen», zegt kolonel Dastyoz als de vrouw de kamer heeft verlaten. «Ze zal worden vervolgd.» De vrouweneenheid is goed voor zijn district, zegt hij. Ze lost problemen op en smeedt families aaneen. Over het geheime opvanghuis haalt hij de schouders op. En zaken waarbij mannen geweld gebruiken tegen vrouwen kent hij niet. «Vaak komen mannen klagen over hun vrouwen, omdat ze verslaafd zijn aan opium. En soms protesteert een vrouw tegen haar uithuwelijking.» De New Yorkse politieadviseur Sarafina Tomaselli heeft het vertrek inmiddels stilletjes verlaten. Alle politiecommandanten hebben hun hand tekening gezet onder een verklaring dat zij zich zullen laten leiden door de mensenrechten. «Maar intussen houden ze zich vooral aan de koran», smaalt ze later.

Dat geldt niet alleen voor de com man danten. Ook de rechters kunnen er wat van. Begin oktober werd Ali Mohaqiq Nasab, hoofdredacteur van het tijdschrift Haqoq-e-Zan (Vrouwenrechten) gearresteerd. Conservatieve geestelijken beschuldigden hem van blas fe mie . De rechter veroordeelde hem twee weken geleden tot twee jaar cel. Juist voor dit soort zaken kent Afghanistan een mediacommissie. Maar de rechter deed alsof die niet bestond, waardoor nu de vrijheid van meningsuiting in Afghanistan flink beschadigd is.

Dat Afghanistan bij lange na niet de democratie is die het Westen graag zou zien, blijkt ook uit een rapport van Louise Arbour, hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN. Het rapport liegt er niet om. «Mensenrechtenschendingen worden nog steeds straffeloos begaan door gewapende machthebbers in vele delen van het land», schrijft ze. Het rapport stelt dat «marteling nog steeds de gewoonte is om bekentenissen te verkrijgen» en dat vrouwen «over het algemeen nog steeds worden beschouwd als het bezit van de man».

Het rapport is een opeenstapeling van ellende. Arbour wijst er onder meer op dat na vier jaar hulpverlening de gemiddelde leeftijd in Afghanistan 44,5 jaar is en dat slechts 23 procent van de inwoners de beschikking heeft over schoon water. «Hoeveel verkiezingen ook in Afghanistan gehouden worden», schrijft Arbour, «niemand kan mensenrechten genieten zolang niet de rechtsstaat een feit is, straffeloosheid tot het verleden behoort, overheidsorganen geloofwaardig en effectief zijn, en vrouwen en mannen gelijkwaardig worden behandeld.» Het is schreeuwen tegen de wind, want Afghanistan, waar het eerste front in de oorlog tegen het terrorisme werd geopend, is uit het brandpunt van de belangstelling verdwenen. Het VN-rapport van Louise Arbour verscheen twee weken geleden. Het werd nauwelijks opgepikt door westerse media.