Een dun boekje. Bij elkaar zouden de elf autobiografische miniaturen een voordracht van een uur zijn; in dit geval is het niet opgeklopt maar juist een passende vorm: elf hoofdstukken van wat ook een heel dik boek had kunnen zijn. En al vragen romans als de trilogie Het dikke schrift, Het bewijs en De derde leugen uit zichzelf helemaal niet om een biografische toelichting, dit boekje is een verhaal apart, over de taal waarin het werk geschreven is, het Frans. Kristof vertelt hoe zij als dochter van de enige onderwijzer in het dorp al vroeg overvallen werd door een leeswoede die ze nooit meer zou kwijtraken. Haar broertjes vertelde ze verhalen, leugenverhalen. Op het internaat – een mengsel van kazerne, klooster en tuchthuis – hield ze een dagboek in geheimschrift en verdiende ze geld (voor bijvoorbeeld de schoenmaker) door het schrijven van sketches. In het Zwitserse plaatsje waar ze na haar vlucht in 1956 met man en kind terechtkwam ontsnapte ze aan het geestdodende werk in de horlogefabriek door het schrijven van gedichten en in het café opgevoerde toneelstukjes en hoorspelen. Toen werd ze schrijfster – en passant heft ze nog een lofzang aan op Thomas Bernhard, heel verrassend. Minstens even verrassend is haar bekentenis dat het Frans tot de vijandtalen behoort, net als het Duits in het grensplaatsje van haar jeugd en het verplichte Russisch na de oorlog. «De scholen brengen een generatie van onwetenden voort», zo kenschetst ze de culturele verwoesting ten tijde van het stalinisme – een mooie scène trouwens hoe de kinderen bij de dood van Stalin in een opstel over hun verdriet moeten schrijven. Ze was gevlucht naar de vrijheid, maar in de Zwitserse fabriek in Neuchâtel begon een woestijn. Materieel gezien was ze erop vooruitgegaan, maar dat moest ze, veel te duur zegt ze, bekopen met maatschappelijk isolement en culturele armoe – met als doel: integratie en assimilatie. Met als resultaat dat ze vijf jaar na aankomst Frans sprak maar niet kon lezen. Ze was weer analfabete. Met haar kinderen leerde ze lezen en schrijven. Maar als ze in het Frans schrijft is dat nog steeds uit dwang. Dat verklaart voor een deel haar korte zinnen en misschien ook de merkwaardige kilte in haar boeken. Net als Beckett heeft ze van de nood een deugd gemaakt – dit boekje bewijst het. Haar eerdere boeken komen er iets anders door uit te zien, al weet ik niet direct hoe.
Dichters & Denkers Agota Kristof, De analfabete
Schrijven in vijandtaal
Agota Kristof
De analfabete
Uit het Frans (L’analphabète, 2004) vertaald door Henne van der Kooy
Van Gennep, 72 blz., e 15,-
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2006/30
www.groene.nl/2006/30