U schrijft. U heeft wat toe te vertrouwen aan het papier. Misschien denkt u er zelfs over te publiceren. Wat nu? Stichting Lift biedt uitkomst. Dit landelijk steunpunt voor de schrijver (amateur is zo'n beladen term) probeert de ‘infrastructuur van schrijvend Nederland’ vast te leggen om langs die weg het moeizame bestaan van haar leden enigszins te verlichten. Het instituut organiseerde afgelopen zaterdag de Nederlandse Schrijfdag. Daar bleek eens te meer dat Nederland er een nieuwe trend bij heeft. Steeds meer schrijversvakscholen, lokale organisaties en tijdschriften worden uit de grond gestampt. Handige uitgevers fabriceren handleidingen voor de beginnende schrijver en het kan niet lang meer duren voor hier, net als in Groot-Brittannië, om gezondheidsredenen cursussen ‘creatief schrijven in het ziekenhuis’ worden gegeven. Want schrijven is goed voor de mens. Poëzie is gezond, helpt en geneest beter dan meer gangbare stressbestrijders als alcohol en drugs. Prozac? Valium? Stop schrijven in het ziekenfonds!
GRACE, JONG EN LEVENDIG, zit even bij te komen in het café van de Rode Hoed. Ze is pas deze zomer begonnen met schrijven. Tijdens een ontdekkingstocht naar zichzelf werd ze plotseling door de muze besprongen, en hoe bevredigend die ontmoeting was, blijkt nu. Ze wil leren schrijven. Waarom? Om twee redenen: ze wil haar emoties uiten en de nare ervaringen waarmee ze leeft boekstaven, maar ze moet bekennen dat het grote succes haar ook niet slecht uit zou komen. Succes lijkt Grace best leuk. Straks gaat ze de cursus poëzie bij Helga Ruebsamen volgen. Die is net als zij in Batavia geboren en dat moet wel iets betekenen. Want, zegt Grace, toeval bestaat niet.
De wil om te schrijven wordt steeds sterker. Horden teleurgestelde onderwijzers, wijze grootvaders, geile huismoeders, gesjeesde studenten, piekerende kantoorklerken en uitgetherapiede slachtoffers morrelen aan de poorten van het literaire bedrijf, waar uitgevers zich achter postzakken vol onpubliceerbare manuscripten verschansen. Naast de exhibitionistische drijfveer lokt de glamour van het métier, want voorbeelden van hen die wel slaagden en voor eeuwig gefêteerd lijken te worden in de media, zijn er te over. Voor de jongeren is er Ronald Giphart, goeroe van de ‘schrijf maar gewoon, dan schrijf je al gek genoeg’-mentaliteit. En ook voor de ouderen is er nog een en al perspectief. In de laatste aflevering van de clubkrant van Stichting Lift werd Marcella Baete geïnterviewd en haar verhaal leert dat het ook nog mogelijk is succesvol te debuteren als je drieënvijftig bent en een veelbewogen leven achter de rug hebt vol incest, alcohol, een geestelijk gehandicapt kind, dakloosheid en psychiatrische inrichtingen, inclusief mislukte zelfmoord.
DE LITERAIRE tijdschriften blijven vooralsnog redelijk verschoond, aangezien het aanstormend talent liever in één keer een geheel voltooide roman richting uitgever stuurt. Welke uitgever? Doet er niet toe. Hoewel Arena een hoop meer ontvangt dan Vassallucci, de laatste van de alfabetische lijst.
En heus, de uitgevers willen wel, maar de beste kwaliteit wordt toch via-via aangereikt. Oscar van Gelderen van Vassallucci: ‘Over het algemeen heb ik niets aan wat mensen ons zomaar opsturen. De grote gemene deler kan niet schrijven. Ik krijg de raarste brieven onder ogen, van mensen die foto’s meesturen bijvoorbeeld, voor op de voorkant. Brieven waarin staat: “Als u mijn boek publiceert, zie ik af van royalties”, of: “Ik heb twaalf jaar aan dit manuscript geschaafd.” Wat opvalt is dat mannen nog het snelst en met de meeste bombarie opsturen.’
Tips voor de ambiteuze beginneling heeft Van Gelderen wel: ‘Vooral tegen jongens zou ik willen zeggen: doe niet leuk! Beter is het een korte zakelijke brief te sturen, een synopsis van het verhaal, en een niet te lang fragment. Lever het geheel goed verzorgd in (niet in handschrift) en zet alsjeblieft niet de door jou geplande uitgeefdatum erbij. En verder: probeer het eerst eens bij een tijdschrift, of kom achter het adres van een schrijver en stuur hem wat op.’
Susanne Holzer van De Bezige Bij kent dezelfde problemen. ‘Wij krijgen per jaar meer dan duizend manuscripten opgestuurd. Zat er maar eens iets bij, maar het is allemaal helemaal niks. We hebben geluk als we er eentje per jaar uit kunnen pikken. Om aan debuten te komen, moet ik toch steeds weer zelf de markt op om via-via aan namen te komen.’
Frank Verkuijl, hoofdredacteur van het clubblad van Lift, signaleert scheuren in het bastion van de uitgevers. ‘Uitgeverijen lopen enorm achter bij de ontwikkelingen. Ze wachten passief af en kijken vanuit de hoogte toe naar wat zich aan de poort van hun ivoren toren meldt. Geen enkele uitgeverij sponsort een schrijversschool. Ze doen er zelf echt helemaal niets aan om de literaire wereld wat toegankelijker te maken. De literatuur is een van de meest conservatieve bedrijfstakken.’ Verkuijls idee van een nieuwe literaire wereld heeft veel weg van die van de Engelse popmuziek van een decennium geleden, toen muzikanten die niet bij de grote platenmaatschappijen terecht konden, hun eigen labels, de indies (van independant) oprichtten. Verkuijl: ‘Wij geven het advies: Denk op korte termijn. Staar je niet blind op de succesverhalen en richt gewoon je eigen literaire tijdschrift op. Klím dat buurtpodium op en creëer je eigen circuit.
Een nieuwe literaire wereld is er sowieso al aan het ontstaan. Neem het schrijfonderwijs. Als je de cijfers van een recent in Engeland verschenen onderzoek naar amateurschrijvers op Nederland betrekt, kom je uit op negenhonderdduizend aspirant-schrijvers! Laten het er de helft zijn, dan hou je nog een markt over die ideaal is voor schrijfdocenten, -begeleiders, -pedagogen.’
De techniek, stelt Verkuijl, is grotendeels verantwoordelijk voor de nieuwe schrijf-hausse. ‘De computer heeft de markt natuurlijk veel toegankelijker gemaakt. Je maakt nu in een handomdraai je eigen tijdschrift. En er tekent zich een omslag af in de literatuur, ze wordt minder elitair. In de jaren zestig en zeventig was de literatuur nog heel verheven. Boeken stonden vol ingewikkelde symbolen en om ze een beetje te begrijpen moest je toch op zijn minst de bijbel en de klassieken hebben gelezen. Nu denken mensen veel sneller: dat kan ik ook! Opvallend is ook dat het leesgedrag van schrijvers niet veel blijkt af te wijken van dat van de andere lezers. Onbegrijpelijk toch? Je zou eerder zeggen dat aspirant-schrijvers grote voorbeelden gaan zoeken. Het lijkt erop dat mensen meer hun eigen ei kwijt willen. En zo ontstaat er een nieuwe, een ander soort literatuur.’
Om de gekte van de uitgevers nog eens te benadrukken, vertelt hij van zijn eigen debuut. ‘Nadat ik een bloemlezing had samengesteld, werd ik zelf gevraagd. Dietz van de Arbeiderspers belde me op, en hoewel ik nog geen letter op papier had, sprak ik een half uur met hem over een idee van me. Vervolgens fabriceerde ik snel drie bladzijden en liet die aan Dietz lezen. En het lukte, op basis van zo'n 1500 woorden slaagde ik erin een contract te krijgen.’
IN HET CAFE VAN de Rode Hoed zit zomaar een echte schrijver aan de bar. Nee, hij is hier niet om les te geven, hij is hier om lessen te vòlgen. Ted de Hoog debuteerde in maart 1993. Persoonlijke omstandigheden hebben hem er tot nog toe van afgehouden met een vervolg te komen. Ted: ‘Nu ben ik hier om de sfeer van het schrijven weer een beetje te proeven.’ Wat hem van zijn debuut is tegengevallen, is de wijze waarop zijn uitgeverij De Geus hem begeleidde. Ted: ‘Het werd ineens zo stil, ik kreeg totaal geen aansporingen. En voor mijn debuut hadden ze me nog wel zo intensief begeleid. Er werden hele hoofdstukken uit mijn boek geschrapt en de overgeblevene moest ik helemaal anders opschrijven. Daar ben ik wel heel erg voor hoor, meedenkende redacteuren. In Amerika is dat heel normaal.’
Het zal nog wel even duren voor Ted zijn tweede boek af heeft, zijn schrijfstijl is erg arbeidsintensief. Ted: ‘Mijn werk is heel anders dan dat van die lui van Nix. Voor mij zijn de stijl en de structuur heel belangrijk. Je zou kunnen zeggen dat ik relatief complexe zinnen schrijf.’ En toch is Ted niet te beroerd om nog wat bij te leren in de workshops.
Arie Storm en zijn vriendin Josje Kraamer waren slim genoeg om al heel snel de markt in te duiken. Begin volgend jaar komt hun handleiding, Hoe vind ik een uitgever? Gids voor de beginnende dichter, uit bij uitgeverij Balans. Josje putte ervoor uit haar ervaring als freelance redactrice en Arie is zelf schrijver. Storm: ‘Het gaat hier niet om een stoomcursus schrijven. Wij geven vooral praktische tips, bijvoorbeeld over hoe je een manuscript moet inleveren. Wel geven we een paar inhoudelijke wenken. Schrijf bijvoorbeeld “auto” en niet “blikken omhulsel”. Of wanneer een vrouw naakt door de kamer loopt, zeg dan “bloot” of “naakt” en niet “in Eva’s kostuum”. Probeer het er niet te dik bovenop te leggen en zorg altijd voor een conflict.’
Gezien hetgeen hij te berde brengt in zijn baanbrekende essay ‘Schrijf jij ook gedichten? Over mijn entree in de Nederlandse literatuur’, moge de aandacht die Storm aan zijn zielsverwanten schenkt gerust barmhartig worden genoemd. In dat essay schrijft hij: ‘Ik kan maar weinig sympathie opbrengen voor al die miskende genieën. Meestal hebben uitgevers gewoon gelijk en is het absurde rotzooi die wordt ingestuurd. Ik wéét dat omdat je, als je eenmaal officieel bent erkend als auteur en je boek is opgenomen in het fonds van een grote uitgeverij, je óók wordt lastiggevallen met al die geestige probeersels van beginnelingen.’
AMATEURSCHRIJVERS nemen hun hobby niet licht op. Dat blijkt wel tijdens de cursus korte verhalen schrijven die Gerard van Emmerik op de Nederlandse Schrijfdag geeft. De docent opent met de regel: ‘Een kort verhaal moet kort zijn.’ Zijn studenten knikken ernstig en schrijven de zin driftig op. Om wat meer van een personage te leren, geeft Van Emmerik onder meer als tips: ‘Beschrijf het personage als een washandje’, en: ‘Beschrijf hem of haar als een huis. Alleenstaand en met grote ramen bijvoorbeeld.’ Dan volgen er opdrachten. Peter mag als eerste zijn resultaat voorlezen: ‘Mijn verhaal gaat “De neus” heten’, begint hij. ‘Het gaat over een jongen met een heel grote neus, niet over mezelf hoor.’ De klas kijkt nu van Peters neus naar diens erg aanwezige oren.) ‘Die jongen droomt altijd als hij in het café zit of aan het werk is - hij werkte in een vleesfabriek - hoe het zou zijn om een gelukkig gezinnetje te hebben.’
Dan mengt Charles zich in de les. Deze olijke, zwetende gezelligerd heeft een bijzonder personage verzonnen. Een man die wel boeiend is, terwijl mensen hem niet boeiend vinden. Zoiets. En die meneer die dus niet boeiend gevonden wordt, heeft meegedaan aan een schrijfwedstrijd, maar ze hadden hem voor alledrie zijn science-fiction verhalen nul punten gegeven.
De klas proest het niet uit maar knikt ernstig en neemt notie van het feit dat het verhaal van Charles gebaseerd is op ware gebeurtenissen. Want een schrijfcursus is een serieuze zaak. Niemand hoeft zich hier te schamen voor zijn gevoelens. Want over schaamte kun je je echt niet ook nog eens eventjes druk gaan maken als je literatuur aan het schrijven bent.
Wanneer Charles even stil is, wil Ineke nog een tip delen met de rest van de groep: ‘Als mijn personage nou vervaagt hè, dan zet ik altijd een eierwekker op tien minuten en ga ik gewoon even freewriten. Komt je personage vanzelf weer terug.’ ‘Ik maak gewoon een nieuw personage’, antwoordt Peter, ook niet op zijn achterhoofd gevallen.
BIJ DE CURSUS autobiografisch schrijven wordt het echt menens. Hier gaan ze diep. Andragoge José Franssen is als docente creatief en zakelijk schrijven verbonden aan de Hogeschool van Sittard. Tevens is ze auteur van het boek Van vroeger: Levensverhalen schrijven met ouderen. Merkwaardig, het overgrote deel van haar groep wordt gevormd door jongeren die zo uit de collegebanken of het sociëteitsbestuur lijken weggelopen. Juf is eindeloos begrijpend en vriendelijk. Na het voorlezen - ‘rustig achterover zitten, je hoeft alleen maar te luisteren’ - mag de klas, die uit volleerde doedelaars blijkt te bestaan, eerst wat vrij in het rond associëren met de zintuigen. De pennen drijven onmiddellijk stuurloos over het papier en driftig gaan de cursisten aan het werk. Vervolgens wordt er geëvalueerd. Allard, student Nederlands aan de lerarenopleiding, kan niet wachten zijn verhaal te vertellen. Het begint met: ‘We waren met zijn tweeën, zoals altijd’, en eindigt met: ‘Houdoe - je hoeft niet meer te zeggen tegen een vriend.’ Tussendoor gaat het over kastanjes rapen (het thema van vandaag is herfst). Alvorens zich een geanimeerd gesprek over dit onderwerp ontrolt, moet Hetty nog even iets van het hart en ze vraagt aan Allard: ‘Die gefrommelde, plastic zak hè, die je in het verhaal in je binnenzak stopt. Wat bedoelde je daar nou eigenlijk mee? Ik moet namelijk eerlijk zeggen dat ik er wat moeite mee had. Ik bleef daar echt een beetje in hangen.’
Allard: ‘O, ja, eigenlijk was die zak dus bedoeld om de kastanjes in te stoppen.’
‘Moeilijk hè? Feedback.’ merkt een andere cursiste op.
Deze cursisten zeggen niet te dromen van een glorieuze toekomst als professioneel schrijver. Eerst willen ze hun emoties wegschrijven, zeggen ze.
‘EN WAT VONDEN we van de les?’ vraagt de juf. ‘We hebben er weer een kadootje bij’, antwoordt Jan. ‘Voor mij was het echt zo van: O ja, die herinnering heb ik ook nog.’ De cursusleidster weet ook niet zeker hoe de toenemende belangstelling voor schrijven verklaard dient te worden. Wat er mee te maken moet hebben, is dat we in een steeds snellere en heftigere wereld leven. Er is geen bezinning meer, geen tijd voor reflectie.
En zeker bij oudere mensen speelt de behoefte aan zingeving een grote rol.
Tineke de Wit, directeur van Lift, denkt dat de eeuwwende een rol speelt: ‘Het zou wel eens zo kunnen zijn dat naarmate het einde van de eeuw nadert, steeds meer mensen de behoefte krijgen om een aflopende periode vast te leggen. Mensen lijken dit moment te willen vasthouden, ze willen het niet laten wegglippen. Als je mensen goed leert schrijven, maak je ze weerbaarder. En dat is weer goed voor de maatschappij.’
Schrijven is gezond
Steeds meer mensen grijpen naar pen of toetsenbord. Om zich eens lekker leeg te laten lopen op papier. Vervolgens sturen ze hun manuscript op naar de uitgever. Met de gewenste datum van verschijning erbij. Hoe het wel en hoe het niet moet in debutantenland
ELLY EN NETTY ZITTEN gezellig in de grote zaal van de Rode Hoed in Amsterdam hun boterhammetjes op te knabbelen. Vanochtend vroeg zijn ze uit Apeldoorn vertrokken om de Nederlandse Schrijfdag mee te maken. Elly neemt het schrijven niet licht op, ze is al sinds haar zesde jaar bezig. Ook Netty schrijft al vanaf haar prilste jeugd - dagboeken vol. Samen volgen ze een cursus creatief schrijven in hun woonplaats. In de eerste plaats leren ze daar hoe ze voor zichzelf moeten schrijven, niet voor anderen. Want schrijven vinden zij, is boven alles bezinning.
www.groene.nl/1996/48