De liefde en precisie waarmee Bassani dit platteland oproept, verraden iets over de indruk die het op hem gemaakt moet hebben, en tegelijk zijn verbondenheid ermee. Toch is hij eigenlijk een stadsmens, geboren in Bologna (1916) en tegenwoordig woonachtig in Rome. Er is nog een derde stad in zijn leven, belangrijker misschien nog: het in de Po-vlakte gelegen Ferrara, waar Giorgio Bassani de eerste 27 jaren van zijn leven sleet. In de Renaissancetijd was Ferrara onder het bewind van de Estes een bloeiende metropool en een belangrijk centrum van de joodse cultuur. Maar de industri‰le revolutie maakte een eind aan die glorie, en de stad verviel tot een ontluisterde kleinburgerlijke provincieplaats waar tussen de wereldoorlogen het fascisme gemakkelijk greep op kon krijgen. Zelfs in Bassani’s eigen, joodse kringen zocht men massaal aansluiting bij de Mussolini’s.
In de periode 1956-68 zette Bassani de lotgevallen van de stad en haar inwoners met verve op de literaire kaart van Itali‰. Ferrara heeft hem al die tijd gediend als plattegrond en inspiratiebron voor de geheugenkunst die hij beoefende en uiteindelijk samenbracht onder de titel Romanza di Ferrara. Zes delen bevat deze reeks verhalen en romans, waarin Bassani zich presenteert als een schrijver van herinneringen, als iemand die de authentieke participatie als uitgangspunt van zijn vertellen neemt. Of zoals hij in een interview zegt: ‘Ik heb het over mezelf, en over mijn eigen stad, die ik stukje bij beetje probeer te reconstrueren. De personages waarin ik mij uitspreek, zijn delen van mijzelf.’
DE CYCLUS START met Binnen de muren (1956), een verhalenbundel waarin de gruwelen van de oorlogsjaren nog volop aanwezig zijn, ongetwijfeld omdat het grote vergeten dan al is begonnen, zoals blijkt uit het navrante ‘Een gedenkplaat in de via Mazzini’. Ooit moet desperate verbazing hem hebben bevangen toen Bassani ontdekte hoe zijn joodse medeburgers zich onnadenkend bij het fascisme aansloten. In dit verhaal herinnert hij hen eraan dat ze daarvoor in 1943 de rekening gepresenteerd kregen. In dat jaar werd de helft van hen, zo'n tweehonderd in getal, naar de concentratiekampen afgevoerd. Daarvan kwam er slechts ÇÇn terug uit Duitsland: Geo Josz heet hij hier. Bassani maakt de man vanaf het ogenblik dat die zichzelf op de dodenlijst van een gedenkteken tegenkomt, tot levend geweten van deze misdaad.
Hoe prominent de oorlog ook aanwezig is in de bundel, dat is toch vooral om te laten zien hoe historische gebeurtenissen en maatschappelijke verhoudingen ingrijpen en doorwerken in het leven van gewone mensen. Bassani’s sympathie gaat daarbij allereerst uit naar de slachtoffers, wankelmoedigen maar allerminst doetjes, mensen die in hun leven onherstelbare verwondingen hebben opgelopen. Het grote gebeuren dat historie heet blijft achtergrond voor de kleine, intieme geschiedenissen over bijvoorbeeld Edgardo Limentani, Geo Josz of Athos Fadigati (in De gouden bril, 1958). Het gehele werk van Bassani bestaat uit verhalen die het vergeten en verzwijgen moeten tegengaan, die, zoals Josz’ regelmatig terugkerend relaas over Buchenwald en het Lager, herinneringen wakker moeten houden aan vernedering, minderwaardigheid, belediging, discriminatie, weerzin en uitstoting.
Behalve deze overeenkomst hebben Bassani’s protagonisten nog een eigenschap gemeen met elkaar, Çn met de auteur zelf. Het zijn niet zomaar slachtoffers van welke omstandigheden dan ook, het zijn tegelijkertijd scherpe en gevoelige waarnemers, mensen die dientengevolge begrijpen wat er met hen en de wereld om hen heen gebeurt. Dat observatievermogen houdt ze op de been, op een manier die Bassani’s schrijverschap uitzonderlijk maakt. Je zou kunnen zeggen dat het is geworteld in het gelijktijdig gadeslaan en deelnemen.
VIJF VAN DE zes boeken uit de Romanzo zijn inmiddels in het Nederlands vertaald. Daaronder ook De tuin van de Finzi-Contini’s (1962), een van de belangrijkste meesterwerken uit de Italiaanse literatuur van na de oorlog. Het geheel is een intrigerend oeuvre. De levensgeschiedenissen die erin worden verteld zijn boeiend en hebben een uitgesproken tragische ondertoon. Toch is Bassani allerminst een meeslepend verteller of ingenieus verhalenbouwer. Zijn schrijven heeft eerder iets naãefs. Een foto komt tot leven, hij herinnert zich de vroegere keel-, neus- en oorarts Athos Fadigati, of een periode uit de puberteit (Achter de deur, 1964). Zo komt zijn recherche aarzelend op gang. In een afwisselend beschouwende, mijmerende en beschrijvende verteltrant, regelmatig onderbroken door teksten tussen haakjes voor aanvulling, commentaar of een kleine uitweiding, loodst Bassani de lezer geraffineerd steeds dieper zijn drama binnen. Bijna onmerkbaar krijgt wat zo gewoontjes is begonnen - met een onbeduidende mededeling of gebeurtenis - langzaam maar zeker een onheilspellende betekenis.
Neem de eerste zinnen van De tuin van de Finzi-Contini’s: ‘Al vele jaren wilde ik over de Finzi-Contini’s schrijven - over Mic•l en Alberto, over professor Ermanno en mevrouw Olga - en over alle anderen die in het huis aan de Corso Ercole I d'Este in Ferrara woonden of die er, net als ik kort voor het uitbreken van de laatste oorlog geregeld kwamen. Maar de impuls, de aansporing om het ook werkelijk te doen kreeg ik pas een jaar geleden op een zondag in april 1957.’
Obligater kan bijna niet, zou je denken. Het vervolg is al even typisch Bassani. Na een weekenduitstapje maakt de ik-verteller, die met een groep vrienden op de terugweg naar Rome is, onverwacht een omweg naar de beroemde Etruskische necropolis bij Cerveteri, met zijn vele montarozzi, de kegelvormige, met gras begroeide heuveltjes waaronder zich de graftombes bevinden, woningen bijna, die indertijd in alles op die van de levenden leken.
In de kleine gewijde ruimte van de dodenkamer realiseert hij zich dat er naast ‘het onverbiddelijk voortgaan van de tijd’ nog wel degelijk een oponthoud in de tijd mogelijk is. Als hij vervolgens vast komt te zitten in een file keren zijn gedachten terug naar de joodse begraafplaats in Ferrara, naar de monumentale grafkelder van de Finzi-Contini’s. Daar ligt zijn vriend Alberto begraven, die na een ziekte in 1942 stierf. De andere familieleden werden in 1943 naar Duitsland weggevoerd. Terugtocht, oponthoud, file, grafkelders - woorden die een terugkeer in de tijd suggereren. Dik aangezet, dat wel, maar het werkt, er wordt iets confidentieels opgeroepen.
DE FINZI-CONTINI’S bewonen een immense villa met een parkachtige tuin die wordt omringd door een muur. Daarachter leiden ze een teruggetrokken leven. Dat isolement spreekt de verteller aan: zij zijn buitenstaanders als hijzelf, mensen die buiten de wereld en buiten de tijd leven. Alleen in de synagoge wisselt hij wel eens een blik van verstandhouding met hen. Pas in de aanloop naar de oorlog zullen de omstandigheden zich zodanig wijzigen dat hij met hen in contact komt. Wanneer in 1938 de rassenwetten van kracht worden waardoor de joodse burgers zich niet meer vrij kunnen bewegen, royeert de Farrese tennisclub joden. In reactie daarop besluit professor Ermanno al deze verstoten leden op zijn tennisbaan toe te laten. Vanaf dat moment zijn de woning en het park niet meer weg te denken factoren bij de nieuwe vriendschappen en activiteiten die ontstaan en waarvan de intelligente Alberto en de geheimzinnige Mic•l de spil zijn.
Het beeld van de ommuurde tuin is een allesomvattende metafoor in de roman. Het staat voor meer dan het isolement van de familie Finzi-Contini alleen. Het activeert tevens de herinnering aan het paradijselijke van de jeugdjaren, en het is een verwijzing naar de gedenkplaats die dodenakker heet. Je kunt het behalve met Thanatos en de doodsdrift ook met Eros in verband brengen, als zinnebeeld van de tuin der minne, de geheime plek, symbool voor vrouwelijke schoonheid en erotisch genot. De hoofdpersoon heeft Mic•l hartstochtelijk lief, vooral om een verlangen dat ze als geen ander samen delen. ‘Voor mij niet minder dan voor haar, telde meer dan het verleden, meer dan het bezit de herinnering eraan. De herinnering in vergelijking waarmee ieder feitelijk bezit steeds teleurstellend, banaal en ontoereikend schijnt.’ Nergens anders in zijn romans vat Bassani de kern van zijn schrijverschap pregnanter samen.
Mic•l wijst hem gedecideerd af, juist omdat ze te veel op elkaar lijken en omdat ze te fatsoenlijk zijn voor wat liefde volgens haar werkelijk is: een gewelddadige sport waarbij klappen vallen, sterker nog: een wreedheid die niet door een goede gezindheid en eerlijke bedoelingen wordt getemperd. Vervolgens dringt zich het oorlogsgeweld aan haar op, het overweldigt haar volgens de regels waarvan ze had gedacht dat geliefden elkaar verscheuren, en vernietigt haar ten slotte. Een coãncidentie die aan haar gedachten over de liefde iets lijdzaams en mystieks geeft, alsof ze haar einde al had voorzien en het heeft afgewacht, zo ongrijpbaar is het wel.
DE COMPLEXITEIT en ondoorzichtigheid van vriendschappen en verliefdheden, het wankel evenwicht tussen verbond en verraad blijkt een steeds terugkerend gegeven in Bassani’s werk.
Gezien wat hen overkomt en wat ze moeten doorstaan, zijn Bassani’s personages opvallend mild en geenszins haatdragend. Ze komen nooit in opstand, maar incasseren vooral. Ze zijn buigzaam in hun verdriet. Athos Fragati is in Ferrara een gerespecteerd keel-, neus- en oorarts. Hij is afkomstig uit Veneti‰, maar hij heeft de dogenstad verlaten vanwege de ‘beklemmende sfeer van het grote huis aan het Canal Grande’, waar hij zijn ouders en zus zag sterven. Begrijpelijk, denk je dan, maar de mededeling is een detail waarmee Bassani een veel grotere beklemming openhaalt. De terloopse opmerking blijft nooit zonder gevolgen.
Ineens komen er geruchten in omloop over de seksuele geaardheid van de jongen. In de stad gaat men met andere ogen naar zijn ongehuwde staat kijken. Zeker wanneer er een hechte band lijkt te ontstaan met de mooie, blonde Deliliers. In de badplaats Riccione, waar elke zomer half Ferrara zich ophoudt, leidt deze ‘schandelijke vriendschap’ tot een waar schandaal. Dan is het snel afgelopen met zijn reputatie. De scholier Bruno Lattes volgt het proces van zijn onttakeling op de achtergrond met mededogen, onder meer omdat hij in het isolement waarin de man is beland, iets van zijn eigen verkokering herkent, ook al heeft die een andere achtergrond: zijn jood-zijn. Geschokt leest hij ten slotte het krantebericht over Fadigati’s dood door verdrinking in de Po.
Al even tragisch eindigt het leven van de 45-jarige Edgardo Limentani in De reiger. Het is kersttijd en Limentali heeft besloten te gaan jagen. De dag komt moeizaam op gang. Te veel gedachten leggen beslag op hem. Herinneringen aan de oorlog en aan jodenvervolgingen vermengen zich met sombere gedachten over zijn huwelijksleven en de problemen met zijn pachters. Wanneer hij ten slotte veel te laat zijn plaats inneemt in de gecamoufleerde ton van waaruit hij het wild kan traceren en beschieten, komt het tot geen enkel schot, of het moest de gedachte zijn dat de wereld hem onecht voorkomt: ‘alles liep door elkaar en was uitwisselbaar, zelfs de normale tijd, de tijd van minuten en uren bestond niet meer. Hij telde niet meer mee.’
Dan schiet zijn helper een reiger neer. Angstig slaat Limentani zijn doodsstrijd gade, hij verplaatst zich helemaal in het gevecht van de reiger. Dat is de sleutelscŠne, het moment waarop Limentani beseft dat hij zelf het opgejaagde wild is. Hij voelt zich verwant met het stervende dier, vergelijkbaar met de verwantschap die de ik-figuur uit De tuin van de Finzi-Contini’s voelde met het lot van die familie. Even later krijgt hij de ‘geheime’ gedachte aan zelfdoding.
Zo moest het zijn, lijkt Bassani voortdurend te denken. De tijd hoort zijn werk te doen en zonder tragedie is het leven niet waard geleefd te worden. Melancholie is het besef van die simpele wijsheid. Zijn werk koestert die treurnis tot achter de laatste komma, de laatste punt.
Dichters & Denkers
Schrijven op herinneringen
De verhalen van Giorgio Bassani moeten het vergeten en verzwijgen tegengaan, en herinneringen wakker houden aan discriminatie en uitstoting. Want zonder tragedie is het leven niets waard. ..LE Giorgio Bassani, Binnen de muren (vertaling Tineke van Dijk), De gouden bril (Tineke van Dijk), De tuin van de Finzi-Contini’s (Joke Traats), De reiger (Joke Traats) en Achter de deur (Tineke van Dijk). Uitg. Meulenhoff, 144 blz., Ÿ36,90 ..LE GIORGIO BASSANI is een schrijver uit de Po-vlakte, een streek van moerassen, mist, steeneiken, roestige bruggen en boerendorpen, een sfeerrijk maar minstens even vaak beklemmend gebied met een wijdverbreide verteltraditie. In de verhalen die daar rondgaan krijgt het dagelijks bestaan soms grootse en meeslepende trekken. Wie Bassani’s roman De reiger (1968) leest, begrijpt wat die omgeving met een mens kan doen. Daarin is het geheel van watervlakten met rietkragen en wilgenbosjes vol meeuwen, meerkoeten, eenden en waterhoentjes het melancholische decor voor het denken en doen van de joodse advocaat Edgardo Limentami uit Ferrara tijdens zijn laatste eendenjacht in de Valli, de moerassige lagunemeren langs de Adriatische zee.
www.groene.nl/1998/14