Vanaf het begin van zijn literaire loopbaan is Khaksar vrijwel onophoudelijk lastiggevallen door de Iraanse autoriteiten. Twee jaar na zijn debuut, in 1967, kwam hij al in aanraking met het regime van de sjah. Met een groep vrienden had hij het tijdschrift Kunst en Literatuur in Zuid-Iran opgericht. Toen de makers tijdens de Zesdaagse Oorlog openlijk de kant kozen van de Arabieren, werd de hele redactie ingerekend. Khaksar werd veroordeeld tot twee jaar gevangenis. Als veel intellectuelen had Khaksar banden met de fadaiin, een naar Cubaans-communistisch voorbeeld gevormde guerrillabeweging. Hij doorstond de martelingen in de gevangenis zonder een naam te noemen.
Na zijn vrijlating verscheen illegaal het boek Kom kinderen, laten we samen een boek lezen. Ook onder volwassen lezers werd hij steeds populairder. Uiteraard met uitzondering van de sjah. Opnieuw werd hij gearresteerd. Ditmaal hielden de autoriteiten hem zes jaar van de straat.
Khaksar: ‘In de gevangenis begon ik gedichten te schrijven. Het probleem was alleen dat de bewakers mijn cel regelmatig doorzochten. Gelukkig deden ze dat z¢ regelmatig dat ik precies wist wanneer ik ze weer kon verwachten. Dan was er natuurlijk niets meer te vinden. Een paar medegevangenen leerden mijn gedichten uit het hoofd. Na mijn vrijlating schreef ik de gedichten uit hun geheugen opnieuw op.’
(DE ISLAMITISCHE revolutie bracht hem de vrijheid. ‘Ik kwam buiten en zag al die mensen op straat juichen voor de nieuwe leider. Ikzelf was… laten we het gematigd positief noemen. Ik zag al gauw dat Khomeiny ook geen idee had van wat zijn volk nodig had. Het leek onmogelijk, maar hij was nog erger dan de sjah.’
Khaksars activiteiten werden hem bijna fataal. In 1983 vluchtte hij naar Nederland. Sindsdien leeft hij in Utrecht.
In 1991 verscheen, in het Nederlands vertaald, Khaksars De kruidenier van Kharzavil, een bundel korte verhalen. Drie jaar later verscheen Reis naar Tadzjikistan, een reisverhaal. In november vorig jaar werd in de Rotterdamse Schouwburg zijn eerste toneelstuk op de planken gebracht. En onlangs kwam zijn roman Weerhanen en zweepslagen op de markt.
De held in dit boek is Zahed, een jonge tapijtknoper die naar Nederland is gevlucht. Herhaalde patronen zijn zijn zekerheden, net als voor zijn vriend Yasin: ‘Twee gele knopen, om en om! Dat heb ik! Nu moet je acht gele knopen leggen om en om! Dat heb ik! Nu vier gele, om en om! Dat heb ik. Nu een bruine in het midden. Vijf plaatsen openlaten en dan een groene!’ Op een dag verdwijnt Zahed. Zijn vrienden en ook zijn Nederlandse vriendin Helena hebben geen idee waarheen en waarom. Als Yasin het motief ziet in het tapijt dat Zahed repareerde, weet hij: daarom! ‘Yasin schrikt van het tapijt omdat het zo'n ongebruikelijk motief heeft’, zegt Khaksar. ‘Geen enkele figuur wordt herhaald. Dat brengt hem in de war. Als een beschadigd motief niet elders in het tapijt herhaald wordt, kun je niet zien hoe je het moet repareren. Er is nergens een voorbeeld. Tapijten zijn een symbool geworden voor zijn leven. Almaar een herleven van het verleden. Yasin realiseert zich, net als Zahed deed toen hij het tapijt zag, dat er een heel nieuw patroon ontworpen moet worden om het gat te dichten. Vanaf dat moment gaan herhalingen hem irriteren.’
In gesprekken met Helena reconstrueert Yasin het verhaal van zijn vriend. Dan vertelt hij haar hoe Zaheds strijdmakker Hasan, zogenaamd vrijgelaten door de politie, onbedoeld de verzetsgroep verried: ‘Hasan was uit de gevangenis gekomen en naar zijn geheime afspraken gegaan zodat de politie achter de plannen van de organisatie zou komen en hen allemaal gevangen zou nemen.’ De herinnering aan Hasan schuift alle stukken op hun plaats. Yasin begrijpt wat Zahed is gaan doen.
ZAHED IS vertrokken naar het grensgebied van Iran en Turkije dat hij jaren eerder ternauwernood is ontvlucht. Waarom?
Khaksar: ‘Jaren geleden hield Zahed zich in datzelfde gebied schuil onder een rotsblok. Een paar meter boven hem stond een premiejager. Daar zijn er veel van in dat gebied. Ze leveren vluchtelingen uit aan het regime voor geld. Tenzij je hun meer betaalt dan je voor de politie waard bent. De heldendood of het leven van de anonymus, dat zijn de opties van iemand die op het punt staat te vluchten. Zahed kiest aanvankelijk voor het laatste. Maar hij is jong en enthousiast en het verlangen een held te zijn steekt na jaren weer de kop op. Hij komt op het roekeloze idee Hasan te gaan redden.’
Is er geen derde optie?
‘Bozorg Alavi, een schrijver die een paar jaar geleden naar Duitsland vluchtte, schreef eens dat meewerken tijdens een ondervraging hetzelfde is als ja knikken, je hoofd buigen. Op het moment dat je je hoofd buigt, word je doorboord door het mes dat op je keel staat. Maar dat klopt niet. Meewerken houdt niet automatisch in dat je je hoofd laat zakken. Je kunt er ook die kant en die kant mee opdraaien. Kijk, zo.’ Khaksar zet een wijsvinger onder zijn kin en draait zijn hoofd van links naar rechts. ‘Geen schrammetje!’
‘De derde optie’, vervolgt Khajsar, ‘is de acceptatie. Als Yasin het verhaal van Zahed heeft afgemaakt, gaat hij terug naar de tapijtenwinkel. Verder met het werk. Dat is goed. Acceptatie is het begin van wedergeboorte. Maar voordat hij dat kan, heeft Yasin zijn eigen en Zaheds lijdensweg van begin tot eind doorlopen. In Iran zeggen we: je moet kauwen voor je kunt doorslikken. De harde brokken moeten zacht gemaakt worden. Dat kost moeite. Nu heb ik vrede met het verleden en leef ik verder hier. Dat is het enige wat ik kan doen. En het verleden proberen te begrijpen. En heel misschien me er ooit van losmaken.’
Je zei ‘ik’. Ben jij Yasin?
‘Ik ben allebei. Zowel Yasin als Zahed. Ik begrijp dat “groots en meeslepend”-gevoel van Zahed. Dat is de generatie. Ik was jong in de jaren zestig. De tijd dat Franse studenten de Sorbonne bezetten, de tijd van Che Guevara. In Iran heerste diezelfde atmosfeer. We waren jong en we konden alles. Het is dat glorieuze dat weer in het brein van Zahed opduikt als het vreemde patroon hem doet realiseren dat er iets doorbroken moet worden. Heel begrijpelijk maar ook heel gevaarlijk.’
ZELF ONTSNAPTE Khaksar op het nippertje aan de heldendood. Na de islamitische revolutie ontdekte hij dat de nieuwe leiders minder streng censureerden dan de sjah. Zijn boeken konden betrekkelijk makkelijk worden gepubliceerd. Maar die soepelheid bleek van korte duur. Nadat hij in kranteartikelen vlammende kritiek op het islamitische regime had geuit, werd Khaksar voor de derde keer gearresteerd. Ditmaal hoorde hij het doodvonnis tegen zich uitspreken. Hij ging in hongerstaking uit protest tegen de schending van de mensenrechten. De media berichtten uitgebreid over zijn toestand; intellectuelen en kunstenaars verhieven hun stem, en een overweldigend deel van het volk steunde hun protest. Khomeiny zat nog niet zo stevig in het zadel dat hij de menigte durfde trotseren. De doodstraf werd ingetrokken en een maand later was Khaksar vrij.
Khaksar: ‘Zonder dat ik het wist had een linkse partij mij op de kandidatenlijst voor de verkiezingen gezet. Ik wilde helemaal de politiek niet in, maar ik kon de mensen die mijn vrijlating hadden bewerkstelligd moeilijk iets weigeren. Natuurlijk ben ik nooit verkozen. Alleen islamitische partijen haalden zetels. Mijn boeken kreeg ik na mijn vrijlating nauwelijks meer gepubliceerd. Alleen mijn naam op de kaft was al voldoende ze te verbieden.’
De bezetting van het gebouw van de Schrijversbond in Teheran, waarvan Khaksar lid was, gaf de doorslag. Een paar maanden eerder was een bestuurslid van de bond al gearresteerd en ge‰xecuteerd. ‘Met nog wat andere schrijvers ben ik gevlucht. Bewust anonimiteit verkiezend boven de heldendood. Nu ben ik Yasin.’
Is dat moeilijk?
‘Als je bedoelt leven zonder roem, nee. Maar het schrijven is hier wÇl moeilijk. Veel moeilijker dan in mijn moederland. Ik ben hier omgeven door zo veel nieuwe dingen. Andere mensen, andere idee‰n… Als ik naar buiten kijk zijn de straten anders; de architectuur lijkt in niets op die van Teheran of Isfahan. Ik heb stap voor stap moeten leren om over die dingen te schrijven. Ik was schrijver en kwam hier aan met niets. Al mijn werk was in Iran achtergebleven. Ik kon wel zeggen dat ik schrijver was, maar kon geen boeken laten zien.’
HIJ BLADERT in de Kruidenier van Kharzavil en leest voor: ‘Op de plank boven mijn hoofd stond het reisverhaal van Nasser Koshrow. Ik pakte het boek, sloeg het open en las: Wij: Ik en mijn broer en een Indiase bediende die ons vergezelde, arriveerden bij een dorp, Kharzavil genaamd. Er restte ons nog maar weinig proviand. Mijn broer vertrok om iets bij de kruidenier te gaan kopen. Iemand zei: “Wat wenst u? Ik ben de kruidenier.” Hij antwoordde: “Wat u heeft is welkom. Ik ben een vreemdeling op doorreis.” Maar wat hij ook aan etenswaren opsomde, de ander antwoordde telkens: “Dat heb ik niet.” Vanaf dat moment noemden we ieder die zo handelde de kruidenier van Kharzavil.“(’ Zo was het. Als iemand mij vroeg: "Heb je romans voor me te lezen?” zei ik nee. Gedichten? Nee. Verhalen dan? Nee. Ik ben de kruidenier van Kharzavil.‘
Het boek gaat dicht en Khaksar zegt: 'Ik ben geen Nederlandse schrijver en zal dat ook nooit worden. Een Iraanse schrijver ben ik ook niet meer.’ Hij haalt een schrift uit een la en leest weer voor: ‘Op een ochtend, toen mijn boek een paar maanden af was, werd ik wakker en bedacht dat Sara (Yasins vrouw - cdv) symbool staat voor mijn moederland. Haar hand is verminkt, ze is beschadigd. Net als mijn moederland. Ze is altijd bij me als een herinnering aan wat voorbij is. Net als mijn moederland. Zij kent mijn verleden. Net als mijn moederland. Yasin en zij proberen hun problemen op te lossen, maar ze staan te ver van elkaar. Net als ik en mijn moederland… Helena, aan de andere kant, staat symbool voor de wereld. Ze is jong en aantrekkelijk. Ze draagt in zich de belofte van geweldige nieuwe tijden. Vlak voor zijn dood praat Zahed met Helena. Hij heeft haar ¢¢k nodig. Dat is de kern van ballingschap. Niet dat je je eigen cultuur verlaat en terechtkomt in een andere. Maar dat je altijd tussen beide culturen in zit en nooit meer echt thuiskomt.’