Raak, want ik bekeek net de eerste afleveringen van Ondersteboven over de jaren zestig. Wat niet alleen omzien in vertedering en incidenteel trots betekende, maar ook in verwondering en gêne over onzin waar ik in die bevrijdende periode soms óók aan had meegedaan.

De tijdsaanduiding is trouwens gebrekkig: de geest van de jaren zestig was veel eerder ontwaakt in de kunsten en kwam op straat in 1956 bij scholierenrellen rond het Amsterdamse Famos-toernooi (de politie roste erop alsof ze oefende voor Provo tien jaar later). Die gingen nergens over (anders dan de stadsoorlog een maand eerder rond de Russische inval in Hongarije), maar markeerden een kentering in de relatie tussen jongeren en gezag. Omgekeerd kwamen de jaren zestig pas rond 1964 op stoom: daarvoor waren het verlengde jaren vijftig. Toen ik dat jaar de voogdij over mijn broertje kreeg sprak de rechter mij, snotneus, met ‘u’ aan omdat ik student was, terwijl hij een middelbare weduwe tutoyeerde: arbeidersvrouw. Daarbij: veranderingen verschillen naar tijd en plaats.

Aflevering 2 van de serie (zaterdag) gaat over democratisering van het onderwijs: extern (nieuwe instroom) en intern (medezeggenschap over vorm en inhoud). Hoofdpersonen zijn drie oud-leerlingen van het Tiels gymnasium, als eerste kinderen van ‘eenvoudige komaf’ in 1963 tot dat notabelenbolwerk toegelaten. Mede resultaat van een overheidscampagne om goede onderwijzers (m/v) naar lagere scholen in de ‘achterlijke’ Betuwe te lokken middels extra salaris. De zoon van de kroegbaas te Ingen mocht de toelatingstoets in het café van zijn ouders afleggen. Hij slaagde. Net als ik tien jaar eerder al in Mokum. Maar ook daar had beleid achter gezeten: wij ‘beste leerlingen’ kregen een jaar lang examentraining van de bovenmeester. Terwijl de meeste scholen in onze arbeidersbuurt maximaal opleidden voor mulo.

In Tiel ging het razendsnel: de eerste ‘eenvoudige’ kinderen belandden prompt in de democratiseringsgolf binnen scholen. De rector maakte in 1966 nog eigenhandig een eind aan een schoolfeestje waarop de Stones werden gedraaid (‘Schubert en de damesleesclub wonnen de eerste veldslag’, zegt een hoofdpersoon minachtend), maar in eindexamenjaar 1970 brak revolutie uit om straf voor een sjekkie, werd de rector in één nacht gematigd progressief, werd er gerookt in de klas, werden lessen facultatief en woonden leerlingen de lerarenvergadering bij. De toon is nog altijd triomfantelijk, waar ik een mix van zin en onzin bespeur.

Gemengde gevoelens ook bij het deel over de bezetting van de toenmalige Hogeschool Tilburg. Zinnig studentenprotest tegen bestuursvorm, inhoud en kwaliteit van onderwijs. Maar huidige trots op het opnemen van de telefoon namens ‘de Maoïstische Sectie van de Marxistische Universiteit’ komt me curieus voor. Ik vat mezelf in de kraag over selectieve verontwaardiging: wel publieke woede over Vietnam, zelden over ‘linkse’ dictaturen. En over gektes waarvoor hier geen ruimte is. Prima serie trouwens.

Ondersteboven, acht delen, NTR, VPRO, zaterdags, NPO 2, 20.30 uur