Wie een museum, monument of kathedraal echt wil leren kennen moet naar het lapidarium. Daar liggen de beschadigde beelden die zijn vervangen, de originelen. Bezoekers komen er zelden. Terwijl je juist daar het dichtst bij de geschiedenis van het bouwwerk komt. Tussen al die beschadigde pinakels, heiligenbeelden en zuilen komt vaak een andere geschiedenis tot leven dan de officiële, en dan die op straat wordt verteld.
Het lapidarium vertegenwoordigt een diepere laag van de geschiedenis, vol van vergeten en verzwegen verbindingen met vroeger tijden, tijden van voorbij de verbeelding van vandaag. Het is een laag van de geschiedenis die lastig aan te boren is. Ook omdat het al snel ingewikkeld wordt, of pijnlijk. Wat in het lapidarium ligt kan mooi zijn, maar even vaak is het dat niet, of nooit geweest. Dode zielen waren er rond. Het vergt energie om er naar binnen te gaan. Je moet je ertoe zetten.
Waarom zou je dat doen? Niet erheen gaan is veel makkelijker. En bovendien: er is maar heel weinig dat zoveel comfort van schoonheid, trots en troost kan geven als het collectief geheugen, zoals we het kennen en uitdragen. Het opgepoetste collectieve geheugen van de gerestaureerde buitenkant. Dat is meteen ook de beste smoes om het bezoek aan het lapidarium over te slaan. Zo van: ‘Laten we nu de zon nog schijnt, wat drinken op het plein en genieten van de prachtige kathedraal.’ En mijmeren: ‘Ja, dit zijn wij. Dit begrijpen we.’ En zo komt het dat het lapidarium, waar een verstopt collectief geheugen rondwaart, door niemand bezocht wordt.
Toch zijn er momenten waarop een bezoek aan het lapidarium aantrekkelijk kan worden: als er buiten zoveel storm en ellende losbreekt dat er geschuild moet worden. Hoe guurder buiten, hoe dieper binnenin het veilig schuilen is. En dan wordt die rommelopslag ineens een veilige plek. Het is als een algemene wetmatigheid voor elke gemeenschap: als de spanningen in de buitenwereld toenemen, wordt de vlucht naar binnen aanlokkelijk. Die wetmatigheid laat zich nu, na een lange tijd, weer gelden in het Westen, ook in West-Europa.
Na een heerlijk terrasbezoek, dat net zozeer met najaarszon overgoten was als met hoop en verwachting, en waarvan het soms leek dat het nooit zou eindigen, zijn de West-Europese bevolkingen nu toch op weg naar binnen. Wat begon met verdwaalde regendruppels rond de eeuwwisseling is intussen aan het aanzwellen tot een storm. Op het terras is het, zelfs onder de parasols met heaters, niet meer vol te houden. De Oost-Europese naties zagen de bui hangen, en zijn al wat eerder begonnen met naar binnen gaan.
Maar naar binnen gaan is niet zo prettig als het aanvankelijk lijkt. Het kost moeite, zeker naarmate je dichter bij het lapidarium komt. Daar kan het zelfs spannend worden. Want zo warm en sfeervol als het voelt in de pronkzaal, zo ontwrichtend is het lapidarium. Oude zekerheden zijn weinig waard. Buitenkant bestaat niet.
Het zijn de durfals die vooropgaan richting lapidarium, al bluffend. Bijvoorbeeld bewerend dat met hen meegaan een zuiverende ervaring zal bieden. Maar deze gidsen drijven op opportunisme en ego. Eenmaal aangekomen bij het lapidarium zullen zij de anderen de toegang ontzeggen. Ze willen in hun eentje naar binnen. Om vervolgens naar buiten te komen met een nieuwe en meer ware geschiedenis, bijna vergeten, maar o zo herkenbaar.
‘In momenten van grote sociale onrust en verandering komen meestal die figuren als leider bovendrijven die juist het minst geschikt zijn om rust terug te brengen. Zij zetten de zaken verder op de kop’, zo schrijft Ivo Andric ergens halverwege zijn boek De brug over de Drina (1945), een poëtisch meesterwerk over de complete geschiedenis van Bosnië.
De eeuwenoude brug over de rivier, hét monument van die streek, blijkt vol te zitten met verstopte lapidarium-ruimtes – echte en virtuele. Vals en schitterend weerspiegelen ze in het collectieve geheugen van de regio, in beschaving en barbarij.
Deze prachtige roman leert ons een even oude als actuele les: dat het altijd loont om energie te steken in lapidariumbezoek. Al was het alleen maar om te voorkomen dat dit louter zal gebeuren in de drift van opportunisme en egoïsme van sommigen.