Een jaar na de oorlog heerst in Moskou de ijle rust van een stad in vacuümverpakking die op een meteoor door de ruimte raast. In bushokjes en op billboards prijken portretfoto’s van ‘helden’ van de speciale militaire operatie. En op enkele plekken in de stad hangt een Z, maar dan van zo’n bovenmenselijk formaat dat meteen het formele karakter ervan wordt verraden.

‘Het had zo mooi kunnen zijn’, herhaalde Fjodor, een vriend. Zijn stad is nog even gepolijst als altijd, alleen was de smaak van de vooruitgang eruit, net als bij frietjes van de McDonald’s, die vanwege de sancties nu ‘Lekker, punt uit’ heet. Het nieuwe symbool van Rusland is het luchtafweergeschut op het dak van het ministerie van Defensie.

Voor de eenjarige viering van de oorlog kan Vladimir Poetin Russen geen grote nieuwe militaire successen bieden, maar er is altijd nog de oude kalender. Het helpt dat de eerste maanden van het jaar samenvallen met de jubilea van epische veldslagen uit de sovjettijd. Tachtig jaar geleden braken het gefaalde Beleg van Leningrad, de Slag om Stalingrad en die om Koersk het moreel van de nazi’s. De miljoenen doden die destijds vielen vormen vandaag het levenselixir van Poetins politiek.

In een toespraak in Volgograd eerder deze maand uitte de president zijn ongeloof dat Rusland het alweer tegen Duitse Leopard-tanks zou opnemen. Later die dag citeerde hij ‘westerse politici uit het verleden’ die zouden hebben gemijmerd: hoe saai is het leven in een wereld zonder oorlog tegen Rusland? Beide verwijzingen zijn feitelijk onjuist. En alleen in de laatste plaats omdat Leopards pas in de jaren zestig verschenen en die cynische retorische vraag, al lang is ontkracht als een mythe. Maar daar ging het Poetin niet om.

De datum van zijn speech was toevallig ook Groundhog Day, de dag die synoniem staat voor een herbeleving van steeds dezelfde gebeurtenissen. En dat was ook de kern van Poetins verhaal: dat de Russen weer in hetzelfde existentiële gevecht zijn beland tegen het Kwaad. Om die boodschap tastbaar te maken was Volgograd terug vernoemd tot Stalingrad en liep in de militaire parade de politie mee in het uniform van de oude geheime dienst, de NKVD.

Onder aan de piramide is het leven een woestijn van angst

Ook zonder verkleedpartijen voelt voor veel Russen elke dag aan als Groundhog Day. Degenen die de oorlog verachten worden elke morgen wakker met het zinkende gevoel dat de man in het Kremlin zo onbeweeglijk is als zijn historische parallellen. Degenen die de oorlog steunen slurpen hun ochtendthee bij het nieuws dat de fascisten nog steeds niet overwonnen zijn en enkel beter bewapend worden door het ‘collectieve Westen’. Beide groepen geloven dat het individu geen invloed kan uitoefenen.

‘Zij daar(boven) hebben beter zicht’, is de uitdrukking die deze dagen elke discussie over de oorlog doet doodbloeden. Alsof de politieke piramide niet een metafoor is maar een daadwerkelijke constructie, waarvandaan je alleen op de piek de fascisten aan de horizon kunt ontwaren. Onder aan de piramide is het leven een woestijn van angst, schuldgevoelens en zorgen over de toekomst. De verkoop van wodka, tarotkaarten, antidepressiva, zelfhulpboeken en het aantal scheidingen zijn in het afgelopen jaar allemaal sterk gestegen.

Volgens het onafhankelijke opiniebureau Levada-centrum verwacht een meerderheid van de Russen dat de oorlog nog minstens een half jaar zal duren. ‘Aangezien ze het verwachten, zou je kunnen stellen dat ze het accepteren’, deelde directeur Denis Volkov mij mee.

In mijn eigen schuilkelder van het escapisme zat ik onlangs in een volle concertzaal voor een opvoering van Igor Stravinsky. Het sovjetregime, vertelde de presentator, wantrouwde Stravinsky’s Russisch-Europese inborst. Pas begin jaren zestig kon de componist naar zijn geboorteland terugkeren op uitnodiging van de partijbazen. Het bezoek was een groot succes, maar toen hem werd gevraagd of hij niet in de USSR wilde blijven zou Stravinsky hebben geantwoord: ‘Het goede, in kleine beetjes.’

Om mij heen lachte het publiek om de ironische noot van Stravinsky’s afwijzing. Hij vervolgde: ‘In deze tijd waarin de kleine beetjes van het goede zo zeldzaam zijn, is het des te belangrijker om er ruimte voor te maken.’ Zoals voor de muziek van Stravinsky, die in een nieuwe concertreeks in chronologische volgorde stuk voor stuk zou worden opgevoerd.

Over zeven jaar zou in deze zelfde zaal het slotstuk klinken. ‘Als we dan nog leven’, voegde de spreker toe. Deze keer lachte niemand. Het concert kon beginnen.