Als ik dit schrijf is Oekraïne in eigen land aan het verliezen. Ze smeken om meer en zwaardere wapens, maar wij lijken onmachtig om snel en adequaat te handelen.

Ik kan er niets aan doen, maar ik stel me steeds die Russische soldaat voor. Hij heeft gewonnen en rijdt met zijn tank door de stad. Alles is vernietigd. Overal liggen lijken. Hier en daar een loslopende hond. Achter een muur kleumende bejaarden, vrouwen en huilende kinderen. Wat denk je dan?

Het mooiste, absurdste anti-oorlogsboek dat ik ken is Slachthuis vijf van Kurt Vonnegut. Een goede samenvatting zou deze hele column in beslag nemen. Vonnegut zat in Dresden krijgsgevangen en zag hoe de stad door de geallieerden totaal werd platgebombardeerd. Hij moet zich vervreemd hebben gevoeld en het is daarom niet verwonderlijk dat hij zijn toevlucht nam tot het sciencefictiongenre om greep op zijn eigen traumatische belevenissen te krijgen. Hij laat zijn hoofdpersoon Billy Pilgrim door de tijd reizen, wat een geweldige oplossing is om niet alleen zijn trauma – want in welke tijd en op welke planeet is hij nu weer terechtgekomen – te schetsen, maar ook om de absurditeit van de oorlog te laten zien met alle ethische problemen van dien.

Ook Vonnegut worstelde met de vraag: hoe kunnen de geallieerden zo’n stad totaal vernietigen? In een interview uit 1996 met De Groene begrijp ik dat hij hierover met piloten van de RAF heeft gesproken. ‘Uit die gesprekken bleek dat de vuurzee in Dresden gewoon een product was van een doordraaiende bureaucratische machine. Zo van: “Wat zullen we vandaag eens doen.” (…) Het gebeurt omdat de gevolgen de meeste mensen toch niet kunnen schelen. Het kan ze niet schelen als het allemaal naar de bliksem gaat. Ze zeggen dat niet, maar ik wel.’

Gezamenlijke onverschilligheid om je te kunnen onttrekken aan verantwoordelijkheid.

Want wat als… Wat als je je bewust bent van de vernietiging die je toebrengt? Wat als je niet onverschillig bent? Haat kan allesvernietigend zijn. Misschien is haat een gerechtvaardigd gevoel als je de daders wil treffen. Maar huizen, musea, bibliotheken, scholen, ziekenhuizen? Kinderen? Bejaarden? Burgers? Een cultuur? Bepaalde rassen? Dan wordt het absurd. Zoals het ook absurd wordt om iedereen maar slachtoffer te noemen. Die woorden zijn gratis, maar zijn te hoogwaardig om zomaar te gebruiken.

Wat als je je bewust bent van de vernietiging die je toebrengt? Als je niet onverschillig bent?

Ik mag graag met een gidsje of een boek rondlopen in wat de dichter Armando ‘schuldig landschap’ heeft genoemd. Dat is dan meestal in streken en op plekken waar al jaren geen oorlog meer woedt.

‘Dus op dit balkon stond Hitler’, vertaal ik wat op een bordje staat dat iedereen al heeft gelezen. Maar ik zeg het voor mezelf, omdat het beeld me in feite met stomheid slaat. ‘Wat een klein balkonnetje’, mompel ik – en ik schaam me. Het is een ziekte van me: hardop benoemen waar ik ben. ‘Dus hier waren die gaskamers.’ Ja, hier waren ze. Zelfs als ik het hardop aan mezelf vertel kan ik het niet bevatten.

En tegelijkertijd besef ik dat ik mijn ethische principes niet elke dag oppoets, repareer en bijhoud. Voor het grootste gedeelte is mijn ethiek intuïtief. Ook ik dein mee op de golven van de bureaucratische regels. Ook ik loop slaafs achter mensen aan en hoop maar dat het de goede mensen zijn. Het hebben van het juiste standpunt – waar ik niet echt regelmatig op te betrappen ben – is vaak een kwestie van geluk, van de juiste omgeving en vrienden, van je humeur en karakter.

Misantropie is een levenshouding die een kruk geeft aan trauma’s en een bril waardoor je de omgeving scherper kunt waarnemen. En zelfs mededogen kunt veroorzaken.

Daar zijn de triggerhappy soldiers. Ze doen wat ze is opgedragen. Hoe meer slachtoffers hoe beter. Slachtoffers zijn mensen die dood zijn. Dus moeten er veel dood. Een speldje, een lintje, wat extra geld en een fles wodka – en wie weet een paar verkrachtingen – liggen in het verschiet.

Het leven is mooi, en wij maken het mooier.