Marijke Spies probeert in de roman Een onschuldige familie een oud genre nieuw leven in te blazen: de familieroman. Ze vertelt het verhaal van drie generaties Elling en grijpt de gelegenheid aan om een beeld te geven van de periode van voor de Tweede Wereldoorlog tot heden. Grondlegger van dit genre was Emile Zola, die met zijn romancyclus over de familie Rougon-Macquart de onderliggende mechanismen van de Franse maatschappij bloot probeerde te leggen. Klassiek Engels voorbeeld is John Galsworthys The Forsyte Saga, waarin het wel en wee van een familie generaties lang wordt gevolgd. Geschiedenis, maar dan met de middelen van de roman, dat is het uitgangspunt van dit genre. In Nederland is het niet erg veel beoefend, hier heeft traditioneel de klassieke historische roman de overhand: de geschiedenis is het decor voor een verhaal dat zich evengoed in het heden had kunnen afspelen.
Marijke Spies maakt van de familie Elling een mooie club rare types. Je hebt de geniale pianist Herman Elling, die wonderbaarlijk fraaie interpretaties geeft van het werk van Chopin en daarmee tot ver in de Tweede Wereldoorlog ook in nazi-Duitsland volle zalen trekt. Elling staat uiteraard model voor de kunstenaar die weigert over de consequenties van zijn muziekpraktijk na te denken, die alleen schoonheid creëert en optreedt voor wie het maar wil. Zijn vrouw Cornelie is vooral verzorgster van de kinderen en heeft een intense relatie met Greet, die in de Duitse vernietigingskampen om het leven komt. Ook zij staan voor een groepering: Cornelie is de vrouw die nooit duidelijk weet heeft van maatschappelijke ontwikkelingen; ze onttrekt zich daaraan, haar leven is voor een belangrijk deel gevuld door haar kinderen. En Greet treft een onzalig lot zonder dat Cornelie beseft wat er aan de hand is. Tot lang na de oorlog kan ze niet accepteren wat er precies is gebeurd.
En dan heb je de drie zonen van Herman en Cornelie. Willem, de fotograaf die de verschrikkingen van de oorlogen van de jaren twintig en dertig in Marokko en Abessinië vastlegt. Hij is de kijker naar het verleden, maar altijd ook de buitenstaander. Zoon Bert is autocoureur in dienst van de familie Agnelli, de oprichters van de Fiat-fabrieken. Ook hij legt geen rekenschap af van wat hij onderneemt, hij doet alleen maar. Broer Jaap gaat de chemische industrie in en raakt zonder dat hij het weet betrokken bij bedrijven die gifgassen maken voor de oorlogen in Marokko en Abessinië en zelfs gas leveren voor de vernietigingskampen.
Spies maakt van de familie Elling schuldige deelnemers. Ze lijken mee te dobberen met de geschiedenis. Natuurlijk zijn ze tegen de verschrikkingen, tegen oorlog, tegen gifgas et cetera, maar ondertussen zijn ze er mooi bij betrokken.
De roman heeft iets didactisch. Dat heeft te maken met de uitgangspunten ervan. Spies wil laten zien dat niemand zich kan onttrekken aan de geschiedenis, er zijn geen onschuldigen. Bovendien wil ze aantonen dat het verleden nooit is uitgewerkt, ook al denken we dat we ermee hebben afgerekend.
Het boek dreigt af en toe wel te bezwijken onder de demonstratie van deze stellingen. Spies helden hebben weinig eigen beweegredenen. Ze zijn illustraties van een visie op de historie. Spies aarzelt tussen literatuur en geschiedschrijving. De wijze waarop ze het verleden neerzet, verschilt niet van haar weergave van het heden; ik bedoel dat ze het verleden weinig eigen stem of kleur geeft. Liefdesrelaties worden bijvoorbeeld zowel in heden als verleden in hetzelfde taalregister weergegeven.
Spies haalt het verleden dichterbij, ook in taal. Daar zitten nadelen aan: op deze manier lijkt het alsof het verleden niet principieel van het heden verschilt, alsof we het nog werkelijk kunnen zien en voelen, alsof de «liefde», de «oorlog», de «familieverhoudingen» uit het verleden niet verschillen van die van het heden. Spies doet overigens haar uiterste best niet al te zeer met schemas te werken. Ze geeft het personage van de fotograaf Willem Elling genoeg kleur en leven om hem interessant te houden. Ook Willemien, de dochter van Jaap, die hoog leraar geschiedenis wordt en betrokken raakt bij de studentenbeweging van de late jaren zestig, krijgt meer kleur dan de andere personages.
Het zit m natuurlijk in de stijl van dit boek. Spies gebruikt een brede epische stijl; dat heeft te maken met haar uitgangspunten. Ze wil een visie uitdragen en daar heeft ze deze verhalende stijl bij nodig, waarbij het haar er minder om gaat hóe het verhaal wordt verteld. Bij een meer «literaire» stijl zou ze zich opgelaten voelen. Haar roman biedt niet alleen een visie op deelnemers aan de geschiedenis, op ons dus, maar ook op hoe je over het verleden zou moeten schrijven.