© Kurt Van der Elst

We zien de kale wanden van het toneelhuis: bakstenen muren omringen een vlakte vol kolen. Er hangt een gevaarte van enorme pijpen die van staal lijken, met een gloeiend duvelsoog in het centrum. Tijdens de burgeroorlog aan het eind van het stuk valt dat ‘ding’ uit elkaar. Peter Van den Begin, de toneelspeler die Risjaar gaat spelen, Shakespeare’s kreupele monster uit de Rozenoorlogen, de derde Richard (de eerste was een leeuwenhart, de tweede een roze framboos) komt vanaf het achtertoneel aan geslenterd, beklimt een kolenheuvel, neemt daar opzichtig een kreupele, spastische pose aan (alles asemt hier bedrog), en wordt dan het varken dat hij zal blijven, ruim twee pauzeloze uren lang. Of kort, beter. Want de tijd vliegt voorbij. Ondanks, of dankzij, het Antwerps dialect, gekookt uit Willy Courteaux’ vertaling van de moeder aller schurkenstukken, en de vervlaamsingen daarvan door Tom Lanoye, Luk Perceval en niet te vergeten de grote Wannes Van de Velde. Om me heen hoor ik gemonkel over die taal, over dat dialect. Maar, allez mannekes en vrouwkes, ze zijn te gast hier, de toneelspelers uit Vlaanderen. Ze verbeelden het slachthuis in hun sappige moerstalen. En van de 36 voorstellingen die ze van dit stuk spelen, doen ze er precies zes boven de grote rivieren. Derhalve klinkt een van de openingsregels van deze versie van Richard de Derde op malse wijze als volgt: ‘Agge ne klootzak zoekt, ksallekikkem wel spelen.’

Er valt veel over deze toneelavond te zeggen. Voorop en kort samengevat dat het een meesterstuk is. Vanwege de retorische brille. Om de kale verschrikking van de taal. Door het lepe venijn in het acteren van Peter Van den Begin. Om het zelden zo heerlijk geziene en verklankte meesterstukje van de twee kroonprinsjes in een Voice Kids-act – Jonas Vermeulen en Sanne Samina Hanssen als koninklijke variant op K3 in duetvorm. Meesterlijk is ook de groots geacteerde coup d’état, waar Recep Tayyip Erdogan nog een puntje aan kan kluiven. En vorstelijk is de voorstelling vanwege het optreden van maître Jan Decleir, in diverse rollen. Eerst komt hij voor dood liggen als Hendrik Zes, daarna verschijnt hij, vanuit de zaal opkomend, als diens echtgenote Margaretha van Parma, met zwiepende kunstharen en enkele waanzinaria’s waarbij Lucia di Lammermoor verbleekt als een waakvlam bij een voldragen kerstboom. En ten slotte doet hij ook nog een kindermoordenaar en een harnasdichtknoper, die de titelrolvertolker tot in het slotapplaus liefdevol blijft verzorgen.

Maar vooral torenen in deze krankzinnig inventieve regie van Tom Dewispelaere en Stijn Van Opstal de twee sleutelscènes van Risjaar met ‘zijn’ twee vrouwen boven alles uit. De eerste vlak na de opening, de beroemde en klassieke scène, die Risjaar gebruikt om Lady Anna, verloofde van de vermoorde kroonprins Edwaar, het bed in te kletsen. Sanne Samina Hanssen verzet zich met verve en woorden, en met een juweel van een fluim, die secondenlang aan de neus van Risjaar blijft bungelen. Grandioos is uiteindelijk de sabbelende tongzoen waarmee deze scène wordt bezegeld, gekroond en afgesloten, waardoor Risjaar én Anna met een terugwerkende slagkracht aan effecten beiden triomferen. De tweede vrouwenscène is kort voor de apotheose, de oorlog, kort voor het snoevend gesproken ‘a horse, a horse, my kingdom for a horse’. Die tweede vrouwenscène geeft Risjaar de gelegenheid om de weduwe van de vorige koning haar dochter af te troggelen. Vlak nadat hij haar twee zoontjes heeft doen verstikken.

Kindermoordenaar Tyrrel (Jan Decleir) heeft ons zojuist doen geloven dat de lijkjes van de gesmoorde jochies rusten onder een ruwhouten deksel aan de rand van de speelvloer, vlak voor onze neus dus. De koningin van Mieke De Groote (jongens, wat een rol!) neemt plaats achter die deksel, voor een mitrailleurvuur van moederverdriet en wraakzuchtig retorisch gif. Risjaar staat ernaast. De vervormde slagschaduw van zijn spastisch lijf wordt als het ware met geweld op de hoge bakstenen muur gesmeten. Het is melodrama van een ongekend grote klasse. Het is Duits filmexpressionisme op een spreektoneel. Het is Fritz Lang uit de jaren twintig, maar nu mét stemmen.

Zeker, absoluut, je kunt Richard de Derde als een King of War voor de Angelsaksische Markt van Brood & Spelen moderniseren, en hem bijvoorbeeld via een rode alarmtelefoon genoeglijk laten keuvelen met Vladimir de Verschrikkelijke en Angela de Rekkelijke. Daarvoor moet je bij Ivo van Hove c.s. zijn. Maar je kunt hem gelukkig ook nog in een sappige moerstaal de scènes laten spelen die al vier eeuwen geschreven staan. Ik werd weer eventjes erg blij van optie twee.


Risjaar Drei reist tot 22 april vooral door Vlaanderen en doet deze week zaterdag (18/03) Eindhoven aan. Verder 1 en 4 april nog in Utrecht en Den Haag. Verder worden er onder meer series gespeeld in Gent (de Vooruit) en Antwerpen (de Bourla); toneelhuis.be