Niet alleen in de atmosfeer zijn de seizoenen van slag. Je leest nu bijvoorbeeld overal dat ‘het nieuwe boekenseizoen’ begonnen zou zijn. Sinds wanneer begint dat in september?
Misschien sinds 2007. Toen begon het jaarlijkse festival Manuscripta, eerst nog als aparte huishoudbeurs voor de boekenbranche, later als ingestoken evenement bij een van de talloze Uit-festivals in ons land.
Of misschien is het wel sinds het einde van de negentiende eeuw. Toen introduceerde Frankrijk het commerciële concept van de Rentrée Littéraire, vooral omdat in de herfst de jury’s van de grote prijzen met hun lijsten kwamen, met als klapper de Prix Goncourt, in november, keurig op tijd voor de kerstinkopen.
Maar ons prijzenfestijn valt toch vooral in mei? De Gouden Boekenuil, de Libris… Misschien commercieel wel slimmer, omdat de trend de laatste jaren lijkt te zijn dat er meer in de zomer gelezen wordt. In Frankrijk schuiven de publicatiemomenten voor de Rentrée daarom ook steeds meer op naar begin augustus, een beetje zoals bij ons met de pepernoten gebeurt.
De seizoenen zijn van slag. Allerlei uitgeverijen doen dit jaar niet mee met Manuscripta. Díe vindt Zwolle te ver weg, díe organiseert liever een feestje in de eigen achtertuin. De een vond het te duur, de ander het publicitaire effect te gering: je bracht bij Manuscripta boeken onder de aandacht die pas twee maanden later gingen verschijnen. Het boekenseizoen begon dus te vroeg. Of juist te laat, als je denkt aan die vakantielezers, en die naar augustus vervroegde Rentrée.
Wanneer begint toch dat raadselachtige ‘boekenseizoen’? Nu in de nazomer? In de herfst pas? Of pas bij de decemberlijstjes? In maart, bij de Boekenweek? Of toch in mei, bij die grote prijzen? Aan het begin van de zomer, als de bladen met hun strandboeklijstjes staan te wapperen? Op Wereldboekendag, 23 april? Bij de Amsterdamse Boekennacht eind mei?
Het is met het boekenseizoen een beetje als met de weekenden in mijn Leidse studententijd: die schoven steeds een stukje op, totdat ze uiteindelijk de hele week hadden geannexeerd en je op maandagavond al met indrinken mocht beginnen.
Het boekenseizoen begint elke maand opnieuw. Elke dag is er wel een nieuwe reden om lijstjes op te stellen, buikbandjes te drukken, kortingsbonnen uit de LINDA. te scheuren en, voor de auteurs, het op een zuipen te zetten in de backstagezones van de gesubsidieerde cultuurfeesten.
Op zichzelf is dat prachtig. Het gevaar is alleen dat er met de boekenfeestjes hetzelfde gebeurt als met de verjaardagslingers die hier nu al bijna een hele maand in de woonkamer hangen sinds de verjaardag van mijn dochter. De dag erna zijn ze al wat flets en misplaatst. Na een week zie je ze niet meer, en nu de verjaardag van mijn zoon nadert, moeten ze toch echt als de bliksem weg omdat anders het hele effect weg is van jarig zijn en ’s ochtends beneden komen in een versierde kamer.
Altijd feest is nooit meer feest.
Op zichzelf is ook dat niet zo erg, omdat lezen ook helemaal geen feest is. Lezers zijn geen seizoenarbeiders. Lezers zoeken rust. Ze willen alleen in een kamer zitten, en hooguit met wat vrienden over hun boeken praten, maar zelfs dat is secundair. Lezen doe je alléén.
Daar komt bij: het is met boeken niet zo als met de mode, die bij elke weersverandering weer nieuw en anders moet zijn. Literatuur is juist wat na het volgende seizoen ook nog relevant is.
Zie hier het probleem van de boekenindustrie. Die moet een product dat vanuit zijn aard heel vanzelfsprekend naar eeuwigheidswaarde streeft in het commerciële format van het tijdelijke geperst krijgen, een format dat draait om snelle wisselingen, korte omlooptijden en ‘nieuwe seizoenen’.
De boekenbranche moet het model van de mode toepassen op een product dat dit model juist lachend terzijde schuift. Ze moet een product maken van wat helemaal geen product wil zijn.
Noch de lezer, noch de schrijver zit daarop te wachten. Allebei investeren ze in iets tijdloos, iets monumentaals. Allebei bouwen ze, aan weerszijden van de gedrukte pagina’s, met hun verbeeldingskracht aan een wereld die niet alleen dit seizoen relevant is, maar die dat over tien jaar nog steeds is.
Bij elk boek dat ik koop hoop ik weer dat ik het naast een van die twintig of dertig boeken zal kunnen zetten die ik mijn hele leven blijf herlezen, soms helemaal, soms maar een paar pagina’s. Een boek als een huis, een plek met een vaste waarde.
Bij elk boek dat een schrijver schrijft hoopt hij dat het zo’n plek op iemands plank zal krijgen. Lezers en schrijvers zijn geen seizoenarbeiders. Allebei zoeken ze juist een wereld jenseits van de seizoenen, waar de vlaggen en de feestneuzen van ‘het boekenseizoen’ hinderlijk tussen hen in staan.