André Brink thuis met zijn derde vrouw Alta Miller, 1974 © Bettmann / Getty Images

In december 2004 stapt de Zuid-Afrikaanse schrijver André Brink op het vliegtuig naar Wenen, voor een lezing in Salzburg. Hij is 69 en verkeert in een depressie na zijn zoveelste gestrande huwelijk en een voor zijn ego desastreuze affaire, waarbij hij het moest afleggen tegen een jongere rivaal, een collega bovendien. Biograaf Leon de Kock typeert hem in The Love Song of André P. Brink als ‘een melancholieke, aangeslagen Don Quichot’.

Maar dan… Wegens allerlei misverstanden met tickets besluit een van de medewerkers van het symposium om Brink persoonlijk van het vliegveld te komen afhalen en hem in de trein naar Salzburg te begeleiden. Die medewerker is de PhD-studente Karina Magdalena Szczurek, jong en aantrekkelijk. Ze schudden elkaar de hand, een vonk slaat over. Het leeftijdsverschil, 42 jaar, vormt geen beletsel.

Die ontmoeting en het daaropvolgende huwelijk tussen Brink en Szczurek geeft de schrijver een nieuwe levenskracht die hem nog elf jaar op de been zal houden. Voor het eerst, na vier mislukte huwelijken en een eindeloze reeks affaires, slaagt hij erin om zijn zucht naar romantiek en seks te sublimeren tot een enkele indringende seksuele liefde, concludeert De Kock.

The Love Song of André P. Brink, met een zestig pagina’s tellend notenapparaat, is een in alle opzichten uitputtend boek, dat grotendeels is gebaseerd op de 43 journals van Brink, die de Kock van Szczurek mocht inzien; een berg van 980.000 woorden. Daarnaast sprak De Kock – academicus, vertaler en dichter – met hoofdrolspelers en las hij alles was met Brink te maken had. Het eindresultaat is een indrukwekkende en ontluisterende inzage in het door liefdesdrama’s gemarkeerde leven van André P. Brink.

Dat Szczurek de publicatie van het boek nog probeerde te verhinderen zegt veel over de inhoud. Brink, de vele malen vertaalde topauteur, de Afrikaner stem die zich in de jaren zeventig en tachtig onbevreesd tegen de apartheid uitsprak, komt over als een zwakke, besluiteloze, egoïstische man die weigert om van zijn fouten te leren. Hij heeft een dwangmatige hang naar verliefdheid en richt zijn avances op jonge, androgyne vrouwen, immer onder de dertig. Zijn bekendste liefde was dichteres Ingrid Jonker, die na de tumultueuze relatie met de getrouwde Brink in 1965 zelfmoord pleegde.

Ergens in het boek noemt De Kock de Amerikaanse schrijver John Updike, die ooit zei: ‘Seks is als geld – alleen te veel is genoeg.’ Dat vat het aardig samen; dit is het relaas van een seksverslaving, die Brink trachtte te maskeren door in zijn notitieboekjes in fraaie bewoordingen uit te wijden over de betovering van het vrouwenlichaam en het mysterie van de liefde. Seks, stelt hij, is een religieuze ervaring.

Brink komt over als een zwakke man die weigert om van zijn fouten te leren

Brinks levensdoel is om te slagen in het schrijven en in de liefde. De twee raken daarbij hopeloos verstrengeld. Zodra er zich complicaties voordoen en zijn ideaalbeeld wordt verstoord, ‘literariseert’ Brink de vrouwen. Het leven wordt een roman waarin hij een hoofdrol speelt en waarin hij moeilijke en pijnlijke besluiten uit de weg kan gaan door er achter de schrijfmachine eindeloos over te delibreren. De vrouwen worden platte romanpersonages. Hun stekeligheden, onvolmaaktheden en onvoorspelbaarheid worden in welluidende zinnen geboetseerd tot iets moois en onschuldigs. ‘Zo bescherm ik mijzelf’, schrijft hij ergens. En: ‘Ik leef al mijn boeken nu.’

Maar het echte leven werpt obstakels op. Hoofdprobleem is dat zodra de nieuwe verovering een feit is, Brink een gevoel van beklemming ervaart. De sleur slaat toe. Dan moet hij opnieuw op jacht, een spoor van kapotte relaties (en een reeks kinderen) achterlatend. In de woorden van Vrouw Vier: ‘Jij kan niets accepteren wat gewoon en alledaags is (…) Jij jaagt altijd de “kick” na.’

Met dit in het achterhoofd is het opvallend dat hij zijn drie beste boeken – An Instant in the Wind, Rumours of Rain en A Dry White Season – schrijft als hij met Vrouw Drie zeventien jaar lang een huiselijk bestaan leidt en zich volledig op zijn romans kan concentreren.

De Kock schrijft Brinks ziekelijke obsessies toe aan en de verhouding met zijn ouders. Een conservatieve, afstandelijke vader en een veeleisende moeder met wie de jonge André alles deelt en die hij tevergeefs probeert te behagen. Dat falen projecteert hij op de vrouwen in zijn leven. ‘De voortdurende zucht naar haar goedkeuring, met de daarbij behorende angsten en opwinding, vormden een chronisch gesloten circuit’, concludeert De Kock.

Daarmee geeft hij meteen het dilemma van de biografie aan: het is een herhaling van zetten. Brink wordt verliefd, heeft buitengewone seks, wikt en weegt, huichelt, speelt slachtoffer, wil niets opgeven en stort zich dan in het volgende avontuur.

Zijn schrijven wordt er onderwijl niet beter op. Zo ranzig is het dat het hem bijna Bad Sex in Fiction Award van de Literary Review oplevert. Vrouw Vier brengt hem feministische principes bij en probeert geweld en seksisme uit zijn teksten te weren.

Als lezer wil je Brink door elkaar schudden, ernstig toespreken, hem een schoen toewerpen. Maar toch – en dat is te danken aan de biograaf – slaagt hij erin je aan hem te binden, net als die stoet vrouwen. De goeie afloop, die jonge Karina, Vrouw Vijf, gun je hem. Je voelt: deze man heeft geleefd.