Volgens het Nederlands strafrecht moet de aanklager bewijzen dat zijn aantijgingen waar zijn. De rechter velt vervolgens het vonnis. Hoewel dat soms dwars tegen het rechtsgevoel indruist, worden vanuit dit rechtsprincipe mensen als Samir A. vrijgesproken wegens gebrek aan overtuigend bewijs.

Bij seksuele intimidatie op de werkvloer gaat hierin verandering komen. Er ligt een wetsvoorstel bij de Raad van State waarin de bewijslast verschuift naar de beschuldigde partij. Een werknemer hoeft een klacht over seksueel intimiderend gedrag alleen «aannemelijk» te maken en de beschuldigde partij moet maar bewijzen dat de klacht niet juist is. Het verbod op seksuele intimidatie wordt opgenomen in de wet op gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Introduceren we hiermee Amerikaanse genderverhoudingen op de werkvloer? En begeven we ons op het hellend vlak van omgekeerde bewijsvoering en reputatieschade, zoals recent bleek bij de kwestie-Lubbers?

Seksuele intimidatie is even ongrijpbaar als onuitroeibaar, on danks regels, gedragscodes en wetten. Het onttrekt zich meestal aan het oog van derden. Ook is niet altijd zonneklaar wie slachtoffer is van wie. Soms is dat wel duidelijk: denigrerende grappen of opdringerig gedrag dat zich vermengt met macht. Ondanks het power-feminisme is niet iedere vrouw weerbaar genoeg om een klap uit te delen of verbaal terug te slaan. Rechtsbescherming moet dan de verhoudingen herschikken.

Maar soms zijn vrouwen ook schuld aan een troebele seksuele machtsrelatie. Feministisch gezien is het moeilijk toegeven: vrouwen die met hun seksualiteit handig mannen op de werkvloer manipuleren of hen passief ruimte bieden voor het nemen van initiatief. Soms worden de wetten over seksuele intimidatie bewust misbruikt voor andere motieven: een gekwetst ego bij een afgewezen liefde, gepasseerd zijn bij promotie vanwege onkunde of, heel menselijk, gevoelens van jaloezie, wraak en haat.

Uit ons voorland Amerika, waar sexual harassment al jaren een big issue is, regent het voorbeelden van omgekeerd gendermisbruik. Op veel werkvloeren zijn de verhoudingen daardoor soms ronduit spastisch. Een blik op een decolleté kan leiden tot een aanklacht.

In Amerika bemoeien werk gevers zich inmiddels ook met de liefde. In personeelsgidsen staan voorschriften inzake liefdesrelaties op het werk. Een van de basisregels luidt: «U mag niet met iemand uitgaan of een liefdesverhouding hebben als u de arbeidsomstandig heden van deze persoon kunt beïnvloeden of omgekeerd.» Het devies voor iedere werkgever is «scheiding van bureau en bed», want de productiviteit daalt en er komt maar gedoe van.

In Nederland beginnen bedrijven deze regels ook over te nemen. In de bedrijfsgids Krachttoer: Alles over personeelszaken wordt bijvoorbeeld uitgelegd hoe je als werk gever moet omgaan met verliefdheden of buitenechtelijke relaties tussen werknemers.

Met menselijk inzicht heeft het niks te maken. Volgens sociologe Iteke Weeda is meer dan een derde van de werkende bevolking wel eens (smoor)verliefd geweest op een collega, en ontmoet tien procent van alle Nederlanders een partner via het werk.