Wat hebben mannen van in de vijftig toch? Ogenschijnlijk hebben ze alles. Mooie carrière, jonge vrouw, want voor de tweede keer getrouwd, en geld genoeg voor alles wat het leven aangenaam maakt. Desondanks zijn ze niet tevreden, niet gelukkig. Want ergens gaat het niet meer verder. Het leven is verstard tot routine. Er groeit een leegte die niet opgevuld kan worden, een verlangen dat niet bevredigd kan worden. Depressie dreigt.

Met zo’n man krijgt de lezer te maken in de jongste roman van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse, die in 2001 grote bekendheid verwierf met zijn ook in het Nederlands vertaalde roman Die Vertreibung aus der Hölle. Nathan heet deze man en is net als de schrijver 53 jaar oud. Nathan is journalist, werkt bij een krant in Wenen, waar hij chef is van de redactie ‘Leven’, maar erg serieus neemt hij zijn werk niet meer. Nathan heeft andere zorgen dan een geschikte opening voor zijn wekelijkse bijlage.

Want zijn eigen leven is danig in de war geraakt. De titel van de roman luidt Don Juan de la Mancha en dat geeft vrij precies weer wat er met Nathan aan de hand is. Hij is een rokkenjager, een vrouwenversierder en de roman begint dan ook met een pijnlijk seksueel experiment. Deze hang naar almaar nieuwe liefdesaffaires heeft Nathan van zijn vader geërfd, maar terwijl deze conservatieve man van zijn leven en liefdes genoot, is bij Nathan alle lust verdwenen. Seks verveelt hem. Deze Don Juan is een treurige Don Quichot geworden. Hij is verslaafd aan de liefde, maar deze verschaft hem geen lust en verlossing meer.

Hoe dat zo is gekomen, is de inhoud van deze roman. Het heeft kennelijk wat te maken met de samenleving en de geest van de laatste dertig, veertig jaar van de vorige eeuw. Naar die tijd neemt Menasse de lezer mee; het zijn de jaren waarin Nathan opgroeide, volwassen werd en ging werken.

Menasse beschrijft Nathans ontwikkeling op amusante wijze, waarbij de toon meestal ironisch, maar soms ook ontroerend is. De hoofdlijn in het verhaal is dat de lusteloze vrouwenheld regelmatig op de divan ligt bij een psychoanalytica (we bevinden ons in Wenen, waar eens Freud leefde en werkte) om over zijn leven te vertellen. En omdat de patiënt het gevoel heeft voor een grens te staan, geeft deze therapeute hem de opdracht een reportage te schrijven over de weg naar deze grens toe. Doel van deze oefening: reconstructie van de verdwenen wellust.

Dat deze weg niet recht is geweest, ligt voor de hand. Menasse bewandelt enkele zijpaden. Zo drijft hij de spot met de ‘nieuwe journalistiek’ en geeft hij een verrassende verklaring voor het feit dat uitgevers van serieuze kranten met veel oudere lezers toch per se een krant willen maken voor een jong lezerspubliek.

Bovendien verloopt de ontwikkeling van een mens, zoals gezegd, niet rechtlijnig. Wellicht is er eerder sprake van een labyrint. Menasse leidt de lezer er met vaste hand doorheen.

Het meest geslaagde deel van de roman is zijn schildering van het Weense studentenmilieu in de jaren zeventig. Nathan kreeg als student te maken met de gevolgen van de studentenrevolte van ’68. De opstand tegen autoritaire hoogleraren woekerde voort en het actiewezen bloeide. Maar voor hem was nog belangrijker dat dit de jaren waren van enerzijds de seksuele bevrijding, anderzijds van feministen die probeerden de mannelijke seksualiteit aan banden te leggen.

Buiten de universiteit zag de wereld er echter weer anders uit: ‘Alles wat ik als student in bed had geleerd en bediscussieerd, verloor onmiddellijk elke betekenis toen ik mijn studie afbrak en in het beroepsleven trad. (…) Ik had de ideologisch correcte geslachtsgemeenschap bestudeerd, maar nu was er in de verste verte niemand meer die met mij in bed over vervreemding wilde discussiëren en zich van burgerlijke conventies wilde bevrijden. Op het werk leerde ik alleen nog maar vrouwen kennen die hartstochtelijk en wellustig de liefde wilden bedrijven.’

Moest Don Juan, geplaatst tussen deze uitersten, zijn wellust niet verliezen? Moest niet juist de verleider zich verloren voelen? Nathans crisis bereikt een hoogtepunt als hij alleen nog maar wil liggen in een bad met water, waarvan de samenstelling via een bijzondere olie overeenstemming vertoont met het vruchtwater van een zwangere vrouw. Hier klinkt plotseling Peter Sloterdijk door, die eens heeft geschreven dat de mens steeds terugverlangt naar de geborgenheid van de baarmoeder.

De roman heeft een ondertitel, Die Erziehung der Lust. Wat deze ‘opvoeding van de lust’ precies betekent, maakt Menasse niet erg duidelijk. Wat hij zijn lezers nog wel wil meegeven is dat het volmaakte geluk niet bestaat: ‘Men is ook altijd een beetje ongelukkig, wanneer men gelukkig is.’ Dat nu weten mannen van boven de vijftig al lang.