Een fantastische carrière, maar Annemarie Jorritsma is zelf de laatste die ervan onder de indruk raakt: het overkomt haar. Ze blijft als altijd goedlachs en joviaal, en zelfs politieke tegenstanders lopen met haar weg omdat ze zo open en direct en ‘zo echt is’: met dezelfde flair als waarmee ze op Prinsjesdag de show steelt met een extravagant hoofddeksel, kookt ze een pan erwtensoep voor hongerige Elfstedentochtrijders. Het is ook die flair waarmee ze aanvallen van de oppositie en lastige vragen van journalisten pareert: ‘dat is toch logisch’, zo lachen haar ogen en ze haalt nog eens haar schouders op.
Maar nu ligt opeens haar eeuwige gelijk aan diggelen. In een paar weken tijd kreeg ze drie affaires aan de broek. Eerst besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête te starten naar de afwikkeling van de Bijlmerramp, waar Jorritsma de afgelopen vier jaar als minister van Verkeer en Waterstaat verantwoordelijk voor was. En over Schiphol blijkt ze tweemaal de Kamer onjuist te hebben voorgelicht: dit jaar over het aantal te hinderen woningen en in 1995, bij de beslissing over de vijfde startbaan, over de te verwachten groei van Schiphol. Het vernietigende oordeel van de Algemene Rekenkamer over de laatste kwestie kan eigenlijk niet zonder gevolgen blijven voor Jorritsma’s tot nu zo smetteloze politieke loopbaan.
JORRITSMA IS een typisch voorbeeld van een selfmade woman en dat is één verklaring voor haar populariteit. Als dochter van een Achterhoekse molenaar koos ze na de MMS voor de School voor Toerisme in Breda, een eenjarige opleiding. ‘De kortste weg naar zelfstandigheid’, zo verklaart ze zelf die keuze. Ze werkte op een reisbureau en vervolgens als secretaresse op een exportbedrijf. Toen ze twee dochters kreeg gaf ze haar baan op.
In 1978 werd Jorritsma lid van de gemeenteraad voor de VVD in haar woonplaats Bolsward, ‘omdat die paar uurtjes zo lekker combineerden met het moederschap’. In 1982 stond ze 36ste op de VVD-kandidatenlijst voor de Tweede Kamer; ze kwam in het parlement. In de fractie werd ze meteen woordvoerder voor verkeer en waterstaat.
Landelijke bekendheid kreeg ze pas toen de VVD in 1990 in de oppositie terechtkwam en ze een aantal keren spectaculair in botsing kwam met CDA-minister Maij-Weggen. In 1994 was de molenaarsdochter opeens minister en, zo laat ze niet na te benadrukken in de vele interviews, zonder dat dat ooit haar doel was. Zoals ze ook niet nalaat te benadrukken dat ze eigenlijk een molenaarsdochter is gebleven. Haar zangactiviteiten - vorig jaar een kerst-cd: ‘Krystfeest yn ’t buertsje’ - en optredens in tv-shows moeten dat bewijzen. Volgens mensen die haar van dichtbij kennen is dat geen pose. En het is waar: wie Erica Terpstra en Annemarie Jorritsma samen erwtensoep ziet uitdelen langs het ijs, neemt Terpstra niet langer serieus maar Jorritsma hóórt daar achter die pan. Ze hoeft niet krampachtig te doen alsof ze het leuk vindt, het spreekt vanzelf.
VANZELFSPREKENDHEID, daarmee is Jorritsma gekarakteriseerd. In haar ogen is het allemaal zo logisch, ook de politiek. En dat leidt tot redeneringen van grote eenvoud. Over de overlast van de HSL zei ze tegen Elsevier: ‘Zo'n trein is gemaakt om snel te rijden, in een paar seconden is het voorbij en is alles weer stil.’ En: ‘Ik heb vrienden in Nijmegen die praktisch onder de spoorbrug woonden en die werden wakker als ze géén trein hoorden.’ Klare taal is wat ze spreekt, de taal van haar achterban. Ook met haar lichaam spreekt Jorritsma heldere taal: ze schudt haar hoofd, haalt haar schouders op, zucht en kreunt, soms tot ergernis van kamerleden. Het is kribbigheid, ongeduld vanwege kritiek, want het is toch allemaal zo logisch?
Met grote vanzelfsprekendheid ook beweegt ze zich als vrouw in de mannenwereld van weg- en waterbouw en van de politiek. Ze kleedt zich vrouwelijk, met veel kleuren en grote sjaals, maar fysiek is ze aanwezig als een vent. Zij was het die na de ‘muiterij der pg’s’ tegen Sorgdrager de suggestie opwierp dat de ‘haantjes’ van het Openbaar Ministerie er moeite mee hadden dat een vrouw hun baas was. Uit haar mond een onverwachte opmerking, maar juist daarom werd ze serieus genomen.
Ze is leeftijdloos en daarom is het een schok te ontdekken dat ze wel degelijk van een bepaalde generatie is: ze is liefhebber van Joan Baez en Bob Dylan. In haar werkkamer op Economische Zaken hangen geschilderde portretten van Keith Richards en Mick Jagger. Tegen De Telegraaf zei ze daarover onlangs: ‘Vroeger vond ik Keith het leukste, nu vind ik Mick leuker. Niet dat ik hem echt een lekker ding vind maar dat dynamische wat die man uitstraalt, maakt hem heel aantrekkelijk.’
Nee, ho, stop! Dit soort dingen willen we niet horen uit haar mond. Dat geldt ook voor die eeuwige lach, die irriteert zo langzamerhand, en haar gevoel voor humor. In februari bracht Theo van Mullekom, de zingende kapper uit Helmond, een carnavals-cd op de markt met een tekst over files: ‘Annemarie, ik worstel met mijn pook, ik wil zo graag ontsnappen langs jouw brede invoegstrook’ - mevrouw Jorritsma vond dat zo grappig dat ze het eerste exemplaar in ontvangst kwam nemen.
MAAR WAAROM wordt ze genoemd als kandidaat VVD-leider en zelfs kandidaat-premier? Op grond van welke kwaliteiten? Precies vanwege al het bovenstaande: ze is zo gewoon. Zelfs politieke tegenstanders vinden het moeilijk haar niet sympathiek te vinden. Dan heb je electoraal goud in handen.
Jorritsma zelf houdt nooit de boot af als ze de vraag over het leiderschap of het premierschap krijgt voorgelegd: ‘Het lijkt me een heel zware taak.’ De afgelopen vier jaar heeft ze de smaak te pakken gekregen: ‘Ik ben geen machtswellusteling maar het is best prettig om samen met de collega’s in het kabinet de touwtjes in handen te hebben’, verklapte ze aan de Margriet.
Vier jaar lang heeft ze op Verkeer en Waterstaat de touwtjes in handen gehad en dan is het, bij zoveel kwaliteiten, teleurstellend te ontdekken wat ze op de keper beschouwd voor elkaar heeft gekregen. Laten we het rijtje eens langslopen.
HET TRAJECT van de HSL is een peperduur compromis geworden met een tunnel onder (een deel van) het Groene Hart door. Die tunnel - Jorritsma zelf was tegen - is zo absurd, die komt vroeg of laat weer in discussie; Bolkestein heeft het al eens geprobeerd. De Betuwelijn is een nog veel duurdere miskleun: het wegvervoer neemt er niet door af en er is een goedkoper alternatief over het water. De al jaren slepende discussie over de A73, de snelweg Venlo-Roermond, werd beslecht met een keuze voor een tracé op de oostelijke Maasoever, nee de westoever, en uiteindelijk toch maar de oostoever, en nu is deze snelweg onlangs door Paars II opnieuw uitgesteld tot na 2010. Vliegveld Beek kreeg haar zo gewenste nieuwe startbaan in een onnavolgbaar compromis over wel nachtvluchten, maar dan niet in het ‘hart van de nacht’; ook dit besluit komt terug: het zijn te veel vluchten voor de nachtrust van omwonenden en te weinig voor een rendabele exploitatie van het vliegveld. Haar paradepaardje: marktwerking in het openbaar vervoer, is verzand: de uitbesteding van het stads- en streekvervoer is door de Tweede Kamer flink teruggebracht en de deregulering van de taxisector hangt nog. Het spoor is een puinhoop; er is jarenlang gewerkt aan een nota over concurrentie op het spoor, en uiteindelijk heeft er alleen een (uitgelekt) concept gecirculeerd dat door kabinet en Kamer flink is bekritiseerd. Dat er nog steeds files staan zullen we Jorritsma maar niet aanwrijven, hoewel ze halverwege de kabinetsperiode nog riep dat ze een einde ging maken aan het fatalisme over de oplosbaarheid van files. Haar pleidooien voor variabilisatie van autokosten zijn blijven steken in woorden: de accijnsverhogingen op benzine zijn minimaal geweest. Rekeningrijden laat voorlopig nog op zich wachten.
En dan is er de Bijlmerramp. Jorritsma heeft nooit de indruk gegeven dat zij duidelijkheid wilde over de ware toedracht. Ze voelde nooit voor nadere onderzoeken en ze verweet de Tweede Kamer zich te laten meeslepen in een ‘welhaast paranoïde situatie’. Gedwongen door de afhoudende opstelling van de minister besloot de Kamer in september tot het zware middel van de parlementaire enquête. Daaruit moet blijken of Jorritsma (en haar voorganger Maij-Weggen) informatie heeft achtergehouden of fouten van de Rijksluchtvaartdienst heeft toegedekt.
TOT SLOT SCHIPHOL. Al twee jaar lang is hier sprake van paniekvoetbal. Steeds weer nieuwe voldongen feiten vragen om de ene na de andere ad hoc-maatregel. Dat de nieuwe minister van Verkeer Netelenbos moest beginnen met een ‘schoon-schipnotitie’ is veelzeggend, en dat geldt ook voor de overplaatsing binnen twee maanden van directeur-generaal Weck van de RLD. Twee kwesties spelen nu met name op. Eerst bleek Jorritsma dit voorjaar de kluit grotelijks belazerd te hebben door eerst met de Kamer af te spreken dat Schiphol met 20.000 vluchten per jaar mag groeien mits slechts 12.000 woningen gehinderd worden, om vervolgens in het zogenaamde uitvoeringsconvenant met Schiphol niet dit cijfer te laten opnemen. Netelenbos heeft dit inmiddels rechtgetrokken en Jorritsma heeft, niet in de Tweede Kamer maar in het tv-programma Buitenhof, met zoveel woorden haar excuses aangeboden.
Ernstiger nog is het rapport van de Algemene Rekenkamer dat half oktober uitkwam. In 1995, bij de beslissing over de aanleg van de vijfde startbaan, is uitgegaan van een groeicijfer van Schiphol (3,9 procent per jaar) dat een schromelijke onderschatting was van de werkelijke groei (9,7 procent). De Rekenkamer zegt met zoveel woorden dat bewust is gekozen voor een lage groeiverwachting omdat alleen daarmee een compromis (win-winsituatie) tussen milieu en meer luchtverkeer mogelijk was. Alle ellende van de afgelopen twee jaar is terug te voeren op de foute voorspiegeling van zaken toen. De toenmalige ministers Wijers van Economische Zaken, De Boer van Vrom en Jorritsma van Verkeer zijn verantwoordelijk, maar de laatste krijgt met name een veeg uit de pan.
De Rekenkamer wijst erop dat Jorritsma toentertijd in antwoord op vragen van de Tweede Kamer meldde dat er geen andere gegevens beschikbaar waren, terwijl er wel degelijk andere prognoses waren, hogere om precies te zijn, nota bene van Schiphol zelf. De conclusie dat hier sprake is van misleiding van de Kamer mag de lezer zelf trekken. De betrokken ministers verschuilen zich in een reactie achter ‘de complexiteit van het proces’. De verantwoordelijkheid voor het getal van 3,9 procent lag bij een ambtelijke werkgroep, terwijl de basisgegevens weer afkomstig waren van de toekomstscenario’s van het CPB.
DEZE AFFAIRE is exemplarisch voor wat Ed. van Thijn de ‘sorry-democratie’ noemt, in zijn vorige maand verschenen boek onder die titel. In de voorbereiding en vaststelling van beleid gaan te onderscheiden rollen van ambtelijke diensten en ministers dermate vervagen dat verantwoordelijkheden door elkaar gaan lopen. Het excuus van de complexiteit van het proces maakt ministers onschendbaar en zonder die politieke aansprakelijkheid is de controlefunctie van het parlement een farce. Van Thijn pleit voor herstel van het primaat van de politiek, door herwaardering van de ministeriële eindverantwoordelijkheid.
Dat moet Jorritsma aanspreken. Begin december debatteert de Tweede Kamer over het rapport van de Rekenkamer. Dan krijgt Jorritsma de kans de consequenties te verbinden aan haar misstappen, en als ze dat niet zelf doet moet de Kamer haar dwingen. Geen premier, maar we blijven uitkijken naar haar nieuwe kerst-cd. Logisch toch, Annemarie?