De meerderheid van hen is afkomstig uit het achtergestelde zuidoosten van het land. Straatarme ouders geven hen weg aan een daara, een koranschool. Daar worden ze eigendom van de ‘meesters’ die de kinderen het heilige boek uit hun hoofd laten leren en hun vooral de verplichting opleggen een inkomen bij elkaar te scharrelen. Een euro per dag per joch, anders volgt er slaag. De ‘meesters’ slaan soms zo hard dat de dood erop volgt. Het overkwam een twaalfjarig jongetje eerder dit jaar.

Ze hangen rond bij winkels, tankstations of supermarkten. Soms vinden ze een adresje waar ze stokbrood en een glas thee krijgen of wat ongeschoold werk kunnen doen. Anderen slalommen bij verkeerslichten tussen rijen auto’s door en vragen de bestuurders om geld. De Senegalese software-ontwerper Ousseynou Khadim Bèye verwerkte dat gegeven in zijn gaming-app Cross Dakar City.

Alleen in Dakar zijn er minstens tienduizend en in het hele land misschien wel vijftigduizend. Het is een recent verschijnsel. ‘Toen ik opgroeide bestond dit niet’, zegt Anta Mbow, een Senegalese met een Franse achtergrond die een van de weinige opvangcentra voor de talibé in de stad coördineert. ‘Met politieke wil los je dit probleem zo op.’

Maar Senegal doet vooral alsof het níet zijn probleem is. ‘Ze komen uit Guinee, uit Bissau en Mali’, heet het. De tweede reden zit verscholen in de naam talibé. In 2012 kondigde president Macky Sall aan dat hij in drie jaar alle bedeljongetjes van straat wilde hebben. Maar er gebeurt niets, en het handjevol Senegalese activisten tegen deze praktijk weet waarom: Sall kreeg instructie van de hoogste religieuze leiders. Zij komen uit puissant rijke families en staan aan het hoofd van invloedrijke religieuze broederschappen. Ze maken en breken politici. Hun instructie aan Sall? ‘Afblijven. Onze business.’

Internationale druk zou kunnen helpen bij het terugdringen van de kinderexploitatie. Bèye’s app was met dat doel gemaakt, maar hij ving bot bij de clubs waar hij belangstelling verwachtte, inclusief Unicef. De goed verdienende ‘meesters’ worden niet teruggefloten door hun eigen bazen en zo blijven de bedeljongetjes rondhangen op straat.