Ik heb lang gedacht dat ik niet alleen was, ik was samen, ik liet me erop voorstaan dat ik samen was, lang samen, dat vond ik stoer, ik denk dat ik neerkeek op mensen die niet samen waren, ik denk dat ik het zwak vond dat ze dat niet waren.
Ik heb de laatste jaren vaak het gevoel gehad dat wij niet meer leefden, ons leven was een beschouwing achteraf, we hielden ons met kunst bezig, het ging alleen nog maar om alles wat dat leven oversteeg, het idee van ruimte, het idee van tijd, het idee van dood, ver voorbij het leven, het was zweven, een soort futurisme in het gevoel, ik voelde me als in de verhalen van Ballard waar de oceanen zijn opgedroogd en de allerlaatste vis in het allerlaatste poeltje water door de allerlaatste jongen wordt gestenigd totdat die doodbloedt. Ik had geen energie meer om gordijnen in ons huis op te hangen. Maar jij ook niet. Daarom verwart het me dat het juist dat is wat je als eerste hebt gedaan nadat ik ben vertrokken.
Ik houd het niet meer uit. Ik ben een maand weg van huis en ik heb nagedacht en getwijfeld en me ellendig gevoeld. Ik voel me verscheurd. Met het idee dat we ophouden terwijl we zoveel van elkaar houden kan ik me niet verzoenen. Het is alsof we een kind levend begraven. Kunnen we op een andere manier verdergaan? Kunnen we de vrijheid die we altijd in ons werk hebben opgezocht niet ook in ons eigen leven vinden? Mijn ontmoeting in de trein is niet de oorzaak van wat we nu meemaken. De aanleiding wel. Het zegt iets over een verlangen dat in mij sluimerde. Ik moet het onderzoeken. Je vroeg me of ik je altijd wil opvangen. Natuurlijk wil ik dat, ik heb alles voor je over. Maar ik wil nu eerst voor mezelf denken en afstand nemen. Dit is het moeilijkste wat ik ooit heb gedaan. Ik wil je nooit verliezen.
Heb je mijn brief gelezen
Ja, het is dus voorbij.
Ik weet het niet.
Je weet het wel.
Ik kan het niet zeggen.
Het is voorbij, hè?
Wat betekent het als ik zeg dat het voorbij is?
Het is een besluit.
Het zijn maar woorden.
Lafaard zeg het.
Ik kan het niet zeggen.
Moet ik het dan zeggen voor jou?
Ik weet het niet.
Je moet handelen, kiezen, deze periode duurt al veel te lang, ik word er gek van.
Goed dan, het is voorbij.
Mijn god.
Nee, natuurlijk niet, hoe kan het ooit tussen ons voorbij zijn, we houden van elkaar, dat houdt toch niet op.
Als het voorbij is, stel ik me daar op in, ik wil duidelijkheid. Zeg het.
Okee, het is voorbij.
Wat zeg je?
Het is voorbij.
Toe, laat het niet voorbij zijn, we zouden samen oud worden en doodgaan, geef me nog een kans.
Het is voorbij, voorlopig.
Dat is gemeen, zo verlos je me niet, ik moet dus hopen dat het weer goed komt, zo kan ik nooit meer slapen.
Okee, het is voorbij, niet voorlopig, maar voor altijd, het is voorbij, voorbij, voorbij.
Het is drie uur ‘s nachts. Ik ben opgestaan omdat ik dacht dat de dag al begonnen was. Ik voel geen misselijkheid meer. Ik drink groene thee. Ik denk aan een vogeltje dat ik met een klap uit zijn lijden heb verlost. Of heb ik hem juist omhoog geworpen en vrijgelaten? Zolang ik dubbel leef, beperk ik mezelf dubbel. Deze gedachte moet tot mij doordringen. Mijn oudste zus mailde me dat ze geschokt was, ze vond het heel erg voor mij en was blij dat ze niet in mijn situatie zat. Ik dacht zo slecht gaat het toch ook niet met mij. Mijn jongste zusje sprak in op mijn voicemail: ik hoor niets van je, je zult wel in de wolken zijn. De waarheid ligt tussen hen in.
We leerden elkaar kennen toen we 22 waren, we hadden dromen over de toekomst. Wat we wilden worden. Samen zijn we geworden wat we wilden en wat nu? Nu wil ik niet langer worden maar zijn. Ik wil gordijnen, thuis eten en rust. Ik zit in de trein van Antwerpen naar Brussel naast een oude vrouw. Ze heeft grijs haar, een dikke bril en een grijze baard. Ze zit daar zonder zich te schamen. Ze trekt af en toe met haar vingers aan de plukken op haar kin. Ik houd het niet meer uit. Ik ben een maand weg en ik heb nagedacht en getwijfeld en me ellendig gevoeld en verdrietig. Ik voel me verscheurd. Met het idee dat we ophouden terwijl we van elkaar houden, kan ik me niet verzoenen. Het is van de orde van geboren worden en doodgaan.