Een vriend belt me op uit Berlijn, hij zegt dat hij zichzelf gaat ombrengen, zichzelf uitwissen, hij heeft niet gedronken en niet geslikt, hij blijft optimistisch, hij wil verdwijnen. Hij heeft genoeg van zijn vrienden. Hij wil voor anderen even onbekend zijn als hij voor zichzelf is.

Ik haal hem af van de luchthaven, een pet achterstevoren, een walkman, kauwgom, een lolly in zijn mond, een blikje cola, chips, alleen een plastic zak bij zich, een bejaard kind, hij zit somber naast me in de auto, pruilend, hij was vroeger een vrolijke jongen, een grappenmaker, een versierder, een allemansvriend, een elckerlyc, de laatste om depressief te worden.

Wanneer je opgroeit krijg je te horen dat het leven afwisselend is, verschillende carrières, alles is mogelijk, je denkt dat je verschillende personen kunt zijn, maar niemand vertelt je dat je dezelfde persoon blijft, het maakt geen fuck uit wat je doet, het is bespottelijk, je hebt je tien jaar kapot gewerkt, je voelt je oud en lelijk, je wordt moe van je eigen stem, je staat met spierpijn op, je bent te lui om naar de sportschool te gaan, je had altijd gedacht dat de dingen wel zouden komen maar de dingen zijn niet gekomen, het ontwerpbureau dat je hebt opgericht kan ook zonder jou bestaan, de dagen duren veel te lang, je bent 33 en je haat jezelf omdat je nooit bent veranderd.

En zijn vriendin die hem onvoorwaardelijke liefde geeft irriteert hem, hij mag van haar alles doen wat hij wil en omdat hij niet precies weet wat hij wil beleeft hij in naam van de vrijheid het ene avontuur na het andere, als hij verliefd wordt op een andere vrouw kan hij niet voor haar kiezen, omdat hij onmogelijk die onvoorwaardelijke liefde van zijn vriendin kan afwerpen, dus zoekt hij weer nieuwe avonturen, het put hem uit, zijn vriendin dwingt hem tot promiscuïteit omdat zij weet dat zij hem daardoor niet zal verliezen, maar misschien is hij in wezen niet promiscue, misschien wil hij wel gewoon met één persoon gelukkig zijn, als hij naast haar in bed ligt voelt hij zich de eenzaamste man van de wereld, liever voelt hij zich eenzaam alleen, maar als hij dan alleen in het logeerbed ligt heeft hij niet het gevoel dat hij zelf nog iemand is, met zijn vriendin heeft hij in de loop der jaren een heel normenstelsel opgebouwd waarvan hij zich niet meer kan ontdoen, hij kan niet onafhankelijk van haar naar de wereld kijken, altijd hun gezamenlijke blik, de wereld is ingedeeld in goed en slecht, die blik is gebaseerd op angst, jaloezie, eigenbelang, hij wil een ander leven, iemand anders, waardoor hij zichzelf kan vergeten.

Ik stel hem voor aan Manon en Barbara en Dora en Sharon. Hij haat hun trucjes. Hij haat zijn eigen trucjes. Hij noemt mijn wereld even corrupt als de zijne.

Ik neem hem mee naar buiten, we fietsen door de bossen, wandelen aan zee, hij moppert dat de aarde te klein is en benauwend, vroeger had hij nog gedacht dat de toekomst anders zou zijn maar de toekomst is nu en het is niet wat hij ervan verwacht. Ik ben bang dat zijn angst op mij overslaat en dat ik hetzelfde ga denken. Ik schaam me voor mijn eigen geluk. Ik denk misschien leg ik de lat wel veel te laag.

Die avond gaan we uit, de drank maakt hem agressief, hij beledigt iedereen. Niemand begrijpt dat hij een vriend van me is. Ik stel voor te dansen maar hij wil naar huis.

Hij ligt pruilend op onze bank een detective te lezen. Dood in Bagdad. Ik vraag of hij nog saxofoon speelt. Hij speelt geen saxofoon omdat hij er nooit echt goed in zal worden dus het heeft geen zin, met die modelvliegtuigjes is hij ook opgehouden, het is nutteloos, en de verbouwing van zijn huis heeft hij niet afgemaakt, want als het af is, is het toch niet mooi genoeg, en de gordijnen die hij wil kosten te veel, dus slapen ze zonder gordijnen waardoor hij iedere dag te vroeg wakker wordt, overdag moe is en als hij moe is krijgt hij een koortslip en aften in zijn mond, hij kan dan niet goed praten, en waar hij de laatste tijd ook last van heeft zijn tintelingen in zijn voeten, misschien belandt hij wel in een rolstoel. Ik beweer dat er moed voor nodig is om te genieten maar hij lacht me uit. Hij zegt dat wij geen vrienden zijn.

Hij is verdwenen. Hij heeft zijn spullen meegenomen en geen briefje achtergelaten. Zijn vriendin belt me op om te zeggen dat ze meer dan ooit naar hem verlangt. Hij wil verdwijnen en zij wil hem zoeken. Hun verlangens zijn in evenwicht.