Een nieuwe film van Terrence Malick, een Texaan die wegens zijn publiciteitsschuwe houding de J.D. Salinger van de moderne cinema is geworden, is een grootse gebeurtenis. Zijn oeuvre is klein, maar ontegenzeggelijk dat van een meester: de subversieve road movie Badlands (1973), het lyrische Days of Heaven (1978) en de prachtige, mystieke oorlogsfilm The Thin Red Line (1998) – het zijn stuk voor stuk meesterwerken. En nu komt er nog één bij: The New World, over indianenprinses Pochahontas en de Engelse soldaat kapitein John Smith. Weinig cineasten kunnen de kijker de wereld van het verhaal niet alleen laten zien, maar ook laten proeven, ruiken en voelen, zoals Malick dat doet. Zijn films spelen zich altijd buitenshuis af. Op de geluidsband klinken constant wind en vogels en stromend water. Begeleid door een fluisterende, mijmerende verteller laat de camera pijnlijk langzaam zien hoe de wortels van een plant onder de grond groeien, hoe een sprinkhaan knaagt aan een grasspriet, hoe het lange gras wuift in de wind, hoe een boer ruikt aan zijn graan en eraan proeft en hoe de zon door de boomtoppen heen schijnt.
Deze stijl heeft veel weg van de achttiende-eeuwse romantische stroming in de literatuur, toen dichters als Wordsworth, Keats en Shelley de natuur ontdekten. In hun poëzie herbergt de natuur geheimen over het leven. Daarvan kennis nemen werkt bevrijdend, zodat de mens volledig uiting kan geven aan zijn gevoel en zijn verbeelding. Ook in het werk van Malick staan de natuur en de plaats die de mens in de natuur inneemt centraal. Een terugkerend motief in zijn films is het open veld met lang gras, waarin de karakters bewegen: indianen in The New World, arbeiders op de boerderij van Sam Shephard in Days of Heaven en vechtende Amerikaanse soldaten in The Thin Red Line. Deze beelden hebben iets treffends én ironisch: de mens hoort thuis in de natuur, zegt Malick, maar ook daar, in zijn natuurlijke omgeving, is hij de bron van onheil.
Dit raakt de kern van Malicks kunst: het idee van de dualiteit in de ziel van de moderne mens, een gespletenheid die ertoe leidt dat schepping en vernietiging, hemel en aarde tegenover elkaar komen te staan. In Days of Heaven, nog altijd Malicks beste film, zegt de verteller, een kind: «Niemand is volmaakt. Je hebt nu eenmaal een stukje duivel en een stukje engel in je.»
The New World heeft precies dezelfde thematiek. John Smith landt in Virginia samen met de andere kolonisten. Hij wordt verliefd op Pochahontas. Maandenlang woont hij bij haar stam. Hij leert hun gebruiken, hun obsessies, hun angsten en net als de jonge soldaat in The Thin Red Line gaat hij steeds meer twijfelen aan de zin van het leven zoals hij dat vroeger kende: de moderne wereld, de «oude» wereld waarin hebzucht, wraak en onderdrukking aan de orde van de dag zijn. Gewapend met zijn nieuwe kennis keert hij terug naar het fort, maar hij is voor altijd veranderd. Hij ziet dat zijn leven, en ook dat van Pochahontas, afstevent op een tragedie. En dat gebeurt ook: in de tweede helft van de film verlaat John Smith de nieuwe wereld. Pochahontas blijft alleen achter, kapot van verdriet.
Pochahontas wordt overtuigend gespeeld door de debutante Q’Orianka Kilcher, terwijl sekssymbool Colin Farrell, in de rol van John Smith, opnieuw imponeert na zijn Alexander in Oliver Stones gelijknamige film uit 2004. Maar de echte grote ster is Malick, de dichter-regisseur van de Amerikaanse cinematografie, de grote meester van de sensorische cinema, die je met The New World dwingt door de ogen van de indianenprinses naar het leven te kijken. In het fort, dat later Jamestown zal worden, stelt zij, zodra ze een beetje Engels kan, de vraag: «Waarom bestaan er kleuren in de wereld?»
Te zien vanaf 23 maart